preterito perfecto, gustar

1.Wat is de pretérito perfecto?
2.Hoe vorm je de pretérito perfecto?
3. Wanneer gebruik je de pretérito perfecto?

Leerdoelen:

aan het eind van de les weet je hoe je kunt vertellen wat je 
hebt gedaan




Pretérito Perfecto
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolBeroepsopleidingvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.Wat is de pretérito perfecto?
2.Hoe vorm je de pretérito perfecto?
3. Wanneer gebruik je de pretérito perfecto?

Leerdoelen:

aan het eind van de les weet je hoe je kunt vertellen wat je 
hebt gedaan




Pretérito Perfecto

Slide 1 - Tekstslide

Pretérito perfecto

Slide 2 - Tekstslide

Irregulares 
Pretérito Perfecto

Slide 3 - Tekstslide

PRETÉRITO PERFECTO:
IRREGULAR PARTICIPLES

Slide 4 - Tekstslide

                                          Pretérito Perfecto

Slide 5 - Tekstslide

Pretérito perfecto

Slide 6 - Tekstslide

Pretérito perfecto/voltooid tegenwoordige tijd.
VIAJAR -> ELLA
A
viaja
B
ha viajado
C
viajan
D
han viajado

Slide 7 - Quizvraag

PRETÉRITO PERFECTO
Als het werkwoord eindigt op -ar, dan krijg je stam + ___
A
ido
B
ando
C
iendo
D
ado

Slide 8 - Quizvraag

Hoe maak je de PRETÉRITO PERFECTO (VTT)?
A
Hulpwerkwoord HABER + gerundio
B
Hulpwerkwoord HABER + Voltooid deelwoord
C
Hulpwerkwoord ESTAR + Voltooid deelwoord
D
Hulpwerkwoord ESTAR + gerundio

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je "ik heb de pretérito perfecto geleerd"?
A
he aprendido el pretérito perfecto
B
Ha aprendido el pretérito perfecto
C
Has aprendido el pretérito perfecto
D
He aprendiedo el pretérito perfect

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de volgende zijn Pretérito perfecto? Meerdere keuzes mogelijk.
A
Ayer hice mi tarea en la tarde.
B
Esta mañana he hablado con la profe
C
Recientemente he leído muchos libros
D
Yo nací en Aruba en el año 1994.

Slide 11 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

Decir (tú)
A
Ha decido
B
Has dicho
C
Has decido
D
Han dicho

Slide 12 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

Abrir (él)
A
Ha abrido
B
Has abierto
C
Hemos abrido
D
Ha abierto

Slide 13 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

hacer (nosotros)
A
Hemos hecho
B
Has hecho
C
Hemos acido
D
Ha hacido

Slide 14 - Quizvraag

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van comer, yo
A
he comido
B
hemos comido
C
has comido
D
habéis comido

Slide 15 - Quizvraag

Pretérito Perfecto: Hacer (tú) (ik heb gedaan)
A
He hacido
B
Ha hizo
C
Has hecho
D
Has hago

Slide 16 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Pretérito perfecto:
(tú, hacer) los deberes

A
has hacido
B
ha haciado
C
has hecho
D
has dicho

Slide 17 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto
escribir (vosotros)
A
Habéis escribido
B
Habéis escrito
C
Héis escrito
D
Han escrito

Slide 18 - Quizvraag

PRETÉRITO PERFECTO
Als het werkwoord eindigt op -er of -ir, dan krijg je stam + ____
A
ido
B
ando
C
iendo
D
ado

Slide 19 - Quizvraag

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van vivir, ellos
A
viven
B
han vividos
C
ha vivido
D
han vivido

Slide 20 - Quizvraag

El pretérito perfecto: Estudiar (ellas)
A
Ha estudio
B
Han estudiado
C
Hemos estudiar
D
Habéis estudiado

Slide 21 - Quizvraag

Pretérito Perfecto: Hacer (tú)
A
He hacido
B
Has hacido
C
Has hecho
D
Haces

Slide 22 - Quizvraag

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto
poner (nosotros)
A
Hemos ponido
B
Habéis puesto
C
Hemos puesto
D
Han puesto

Slide 23 - Quizvraag

Pretérito perfecto: Viajar (ella)
A
viaja
B
ha viajado
C
ha viajada
D
han viajado

Slide 24 - Quizvraag

Wat is ook alweer de Préterito Perfecto?
A
Toekomst
B
Voltooid deelwoord
C
Verleden tijd
D
Tegenwoordige tijd

Slide 25 - Quizvraag

Het hulpwerkwoord bij de pretérito perfecto is:
A
Tener
B
Querer
C
Haber
D
Saber

Slide 26 - Quizvraag

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van hablar, ella
A
he hablado
B
ha hablar
C
ha hablado
D
habla

Slide 27 - Quizvraag

De pretérito perfecto is een...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomstige tijd
D
het is geen tijd maar een wijze

Slide 28 - Quizvraag

Juiste vorm van pretérito perfecto van werken: "je hebt gewerkt"
A
hemos trabajada
B
ha trabajado
C
he trabajado
D
has trabajado

Slide 29 - Quizvraag

El pretérito perfecto van "comer" - ze heeft gegeten"
A
ella he comido
B
el ha comido
C
ella has comido
D
ella ha comido

Slide 30 - Quizvraag

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van comer-yo
A
he comido
B
hemos comido
C
has comido
D
habéis comido

Slide 31 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij de pretérito perfecto
A
esta mañana
B
ayer
C
este mes
D
hoy

Slide 32 - Quizvraag

Pretérito perfecto: Poner (nosotros)
A
Hemos ponido
B
Habéis puesto
C
Hemos puesto
D
Han puesto

Slide 33 - Quizvraag

Wat heb je deze zomer gedaan?
A
¿Qué has hecho este verano?
B
¿Qué habéis hecho este verano?
C
¿Qué has hecho este otoño?
D
¿Qué habéis hecho este otoño?

Slide 34 - Quizvraag

Hebben zij gekampeerd?
A
¿Has ido de camping?
B
¿Hemos ido de camping?
C
Habéis ido de camping?
D
Han ido de camping?

Slide 35 - Quizvraag

¿Te gusta la comida italiana?
A
Vind u het Italiaanse eten lekker?
B
Vind je het Italiaanse eten lekker?
C
Vinden zij het Italiaanse eten lekker?

Slide 36 - Quizvraag

Sí, he conocido a un chico francés
A
ja, hij heeft een Franse jongen ontmoet
B
ja, ik heb een Franse jongen ontmoet
C
ja, zij heeft een Franse jongen ontmoet

Slide 37 - Quizvraag

No, hemos estado en un hotel con mis padres
A
Nee, ik ben met mijn ouders in het hotel geweest
B
Nee, ik ben met mijn opa en oma in het hotel geweest
C
Nee, wij zijn met mijn ouders in het hotel geweest

Slide 38 - Quizvraag

Vul in:
Me ... el color rojo.


timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 39 - Quizvraag

Vul in:
¿Te ... el español?
timer
0:15
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 40 - Quizvraag

Vul in:
Me ... comer una pizza.
timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustar

Slide 41 - Quizvraag

Vul in:
Nos .... los coches rápidos.

timer
0:15
A
gustar
B
gustamos
C
gustan
D
gusta

Slide 42 - Quizvraag

Vul in:
Juan.........................gusta cantar.


timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 43 - Quizvraag

Vul in:
(hij vindt leuk) .... esuchar música.
timer
0:15
A
él gusta
B
le gusta
C
le gustan
D
les gustan

Slide 44 - Quizvraag

Vul in:
(jij) ... el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 45 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
timer
0:15
A
Nos gustan bailar
B
Nos gustar bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gusta bailar

Slide 46 - Quizvraag

ik heb gepraat

Slide 47 - Open vraag

ik ben niet geweest

Slide 48 - Open vraag

wij hebben gezegd

Slide 49 - Open vraag