7.5 Houding en beweging

7.5 Houding en Beweging
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

7.5 Houding en Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noem je de plek waar een spier aan het skelet vast zit
A
pees
B
aanhechtingsplaats
C
spier
D
vastmaakplaats

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noem je twee spieren die tegengesteld samentrekken. (schrijf het in meervoud!)

Slide 4 - Open vraag

Bij welke gewricht is er de meeste beweging mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Draaigewricht

Slide 5 - Quizvraag

Wat gebeurt er als een spier samentrekt?
A
hij wordt langer en dikker
B
hij wordt langer en dunner
C
hij wordt korter en dikker
D
hij wordt korter en dunner

Slide 6 - Quizvraag

Waar kan je lichaam door bewegen
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 7 - Quizvraag

Spieren kunnen samentrekken, pezen niet.
Is deze bewering juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Met welke letter is een pees aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Wat gebeurt er als spier D zich samentrekt?
A
het heupgewricht buigt zich
B
het heupgewricht strekt zich
C
het kniegewricht buigt zich
D
het kniegewricht strekt zich

Slide 10 - Quizvraag

Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
C
niks

Slide 11 - Quizvraag

Gewrichtskogel
Gewrichtskom
Gewrichtkapsel
Gewrichtsmeer
Kraakbeenlaagje

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 13 - Quizvraag

Met welke letter is een enkele spiervezel aangegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag

Houding en beweging

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt het belang van een goede lichaamshouding aangeven en hoe je rugklachten kunt voorkomen

Slide 16 - Tekstslide

Lichaamshouding
'Lichaamshouding' is: de manier waarop mensen zitten, liggen of staan en bewegen. 
Slechte lichaamshouding ontstaat vaak tijdens jeugd. Lijdt tot nek - en rugklachten.


Slide 17 - Tekstslide

Wervelkolom
Je wervelkolom bestaat uit wervels met tussenwervelschijven van kraakbeen en heeft een  'dubbele S-vorm'. 
Hierdoor worden schokken opgevangen tijdens he lopen en is de rug een beetje beweeglijk



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Lichaamshouding
  • Ontstaat op jonge leeftijd. Is daarna moeilijk te veranderen.
  • Wervelkolom kan scheef komen te staan. Een kant van de wervelkolom wordt meer belast, sommige spieren werken harder (overbelast). 
  • Tussenwervelschijven aan een kant worden meer belast en verliezen veerkracht. Nek en rugklachten. Soms hernia

Slide 20 - Tekstslide

Een goede zithouding
Bij een goede zithouding is het belangrijk dat je je rug zoveel mogelijk recht houdt. 


Slide 21 - Tekstslide

Uitdaging! 
Kunnen jullie de rest van de les in een goede houding zitten? 
- billen achterin je stoel
- rug recht
- benen recht naar voren en een beetje uit elkaar (knieën op heuphoogte) 

Slide 22 - Tekstslide

Tillen
Vaak en zwaar tillen: rugklachten
Juiste manier van tillen:

  • Buk en til niet onnodig
  • Til niet teveel ineens
  • Til nooit met gedraaide rug
  • Til met twee handen zo dicht mogelijk bij je lichaam
  • Buig niet verder voorover dan nodig en gebruik je beenspieren.
  • Til niet hoger dan schouderhoogte

Slide 23 - Tekstslide

Bewegen

Slide 24 - Tekstslide

Bewegen is belangrijk
Je krijgt er een goede conditie van.
Je spieren kunnen beter presteren. 
Je krijgt minder snel blessures. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

    Aan het (huis)werk
Quayn 7.5 Houding en beweging




Slide 27 - Tekstslide

Zin in een quizje???

Slide 28 - Tekstslide

Op welke 2 manieren vangt je wervelkolom schokken op als je loopt of rent (2 antwoorden goed)
A
Door de dubbele s-vorm
B
Door de kraakbeenschijven
C
Door het beenmerg
D
Door de veercapaciteit van de borstwervels

Slide 29 - Quizvraag

Je wervelkolom bestaat uit verschillende onderdelen. Welke zijn dit?
A
wervels, tussenwervelschijven, spieren en zenuwen
B
wervels
C
wervels, tussenwervelschijven en spieren
D
wervels en tussenwervelschijven

Slide 30 - Quizvraag

Tillen doe je vooral met je ...?
A
armspieren
B
rugspieren
C
beenspieren
D
buikspieren

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn de functies van de tussenwervelschijven?
A
het beschermt je ruggenmerg
B
hierdoor kan je je rug een beetje bewegen
C
ze vangen schokken op
D
hierdoor wordt je rug een beetje langer

Slide 32 - Quizvraag

Been is harder dan kraakbeen.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 34 - Sleepvraag

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 35 - Quizvraag

Zie afbeelding
Het kind wordt opgetild
A
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De armen zijn gestrekt en het kind is op de juiste afstand van de moeder.
B
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De armen zijn gestrekt en de houding van de rug is goed
C
Dit is geen goede manier van tillen
D
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De benen en de rughouding van de moeder zijn goed.

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide