V6 examen onderzoek

V6 examen onderzoek
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V6 examen onderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Betrouwbaarheid

Slide 2 - Woordweb

Betrouwbaarheid:
 meetfouten minimaal, zo nauwkeurig mogelijk. Vaststellen door herhaalde metingen.

Slide 3 - Tekstslide

Validiteit

Slide 4 - Woordweb

Validiteit
in hoeverre de meting van het beoogde verschijnsel geldig is (eigenschap meetinstrument)

Slide 5 - Tekstslide

Interne Validiteit

Slide 6 - Woordweb

Interne Validiteit
de mate waarin een meetinstrument meet wat de onderzoeker beoogt te meten 

Slide 7 - Tekstslide

Externe Validiteit

Slide 8 - Woordweb

Externe Validiteit
 generaliseerbaarheid van een onderzoek: zijn de resultaten generaliseerbaar voor een grotere/andere populatie dan de onderzochte? 

Slide 9 - Tekstslide

Representativiteit

Slide 10 - Woordweb

Representativiteit
 de steekproef weerspiegelt daadwerkelijk de beoogde populatie: iedereen in de populatie heeft dezelfde kans gehad om in de steekproef terecht te komen = Aselect: geen selectiecriterium toegepast. 
opbouw van de steekproef = opbouw van de populatie: ouderen/jongeren, m/v, hoog/laag opgeleiden en/of personen met of zonder migratieachtergrond (%)

Slide 11 - Tekstslide

In het onderzoek over segregatie naar herkomst, dat vrijdag is gepubliceerd, berekende het CBS de kans dat inwoners van Nederland in aanraking komen met mensen van andere komaf. De onderzoekers brachten daarvoor ieders buren, klasgenoten, collega’s, familie en huisgenoten in kaart. 
Op basis daarvan bepaalden ze de segregatiescore: die loopt van 0 (niemand van dezelfde afkomst in de omgeving) tot 1 (geheel omringd door soortgelijke mensen). 

Inwoners van Nederlandse herkomst scoorden gemiddeld een 0,35, tegenover 0,22 voor mensen van Marokkaanse komaf, en een score van 0,15 voor degenen met Surinaamse wortels. Mensen van Nederlandse komaf met een inkomen dat tot de hoogste 20 procent van het land behoort, hadden met 0,42 de hoogste score.

Slide 12 - Tekstslide

Formuleer een hypothese over het onderzoek

Slide 13 - Open vraag

Mensen van Nederlandse afkomst en een hoog inkomen zijn het vaakst omringd door eigen mensen 

Slide 14 - Tekstslide

Onafhankelijke variabele

Slide 15 - Woordweb

Afhankelijke variabele

Slide 16 - Woordweb

Mensen van Nederlandse afkomst en een hoog inkomen zijn het vaakst omringd door eigen mensen 
Onafhankelijk: afkomst / hoogte inkomen
Afhankelijk: mate van omringen met eigen mensen

Slide 17 - Tekstslide

Variabele
 VARIABEL!!! Mate van / hoeveelheid

Onafhankelijk = Oorzaak
Afhankelijk = gevolg

Slide 18 - Tekstslide

Correlatie of causaal verband

Slide 19 - Woordweb

Correlatie
samenhang (een verband) tussen variabelen, geen oorzaak-gevolg verband, er is een derde interveniërende variabele de oorzaak. 
Skateschoenen => Blessures, interveniërend = skaten. 
Positief: ene variabele groter/kleiner => andere ook. 
Negatief: ene groter => andere kleiner

Slide 20 - Tekstslide

Causaal verband voorbeeld

Slide 21 - Woordweb

Causaal verband
oorzaak-gevolg verband

Slide 22 - Tekstslide

Het CBS analyseerde de ‘persoonsnetwerken’ van alle mensen die tussen 2009 en 2020 in Nederland stonden ingeschreven. De hoeveelheid huisgenoten, maar ook de familie, buren, collega’s en klasgenoten met een andere achtergrond zijn daarbij in kaart gebracht. “We weten niet of deze mensen daadwerkelijk contact met elkaar hebben”, zegt CBS-onderzoeker Tanja Traag. “Onlinecontacten, vriendschappen en kennissen zijn niet geanalyseerd.”

Slide 23 - Tekstslide

Welk begrip past hierbij
A
representativiteit
B
interne validiteit
C
externe validiteit
D
betrouwbaarheid

Slide 24 - Quizvraag

Interne Validiteit
de mate waarin een meetinstrument meet wat de onderzoeker beoogt te meten 

Slide 25 - Tekstslide

v62

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

noem 4 onderzoeksmethoden
(1 woord per inzending)

Slide 28 - Woordweb

Noem een voordeel en
een nadeel van een enquete

Slide 29 - Woordweb

Noem een voordeel en
een nadeel van interviews

Slide 30 - Woordweb

v61

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Causaal verband
oorzaak-gevolg verband
• Enquête: kwantitatief. Hierbij gaat het om grote aantallen responden, minder persoonlijk en gesloten vragen. Uitkomst in percentages en statistieken. 

• Interview: persoonlijk, face-to-face, kwalitatief onderzoek. Open vragen, meer diepte en meningen. Doorvragen.

 Observatie: bekijken hoe mensen in werkelijkheid handelen. Mensen zeggen vaak iets, maar doen iets anders.

• Experiment: gedrag van proefpersoon in gecontroleerde omgeving gemeten. Alle factoren die eventueel kunnen interfereren uitsluiten. De meest strenge toets voor wetenschappelijke hypothese.

Slide 33 - Tekstslide

Stel dat een onderzoeker de besluitvorming over het vluchtelingenvraagstuk binnen de Europese Unie wil onderzoeken.
2p 9 – Formuleer een onderzoeksvraag vanuit de politiek-psychologische theorieën over internationale machtsverhoudingen die gaat over het vluchtelingenvraagstuk binnen de EU.
Leg uit dat de onderzoeksvraag past bij de politiek-psychologische theorieën over internationale machtsverhoudingen.

Slide 34 - Tekstslide

2p 9 – Formuleer een onderzoeksvraag vanuit de politiek-psychologische theorieën over internationale machtsverhoudingen die gaat over het vluchtelingenvraagstuk binnen de EU.

Slide 35 - Open vraag

9. 2p
• (onderzoeksvraag) In hoeverre worden politieke beslissingen over het vluchtelingenvraagstuk beïnvloed door de persoonlijke eigenschappen (gezag, karakter, capaciteiten, kennis etc.) van belangrijke politici? 1

• (uitleg) In de onderzoeksvraag wordt het verband onderzocht tussen politieke besluiten binnen de EU en de persoonlijke eigenschappen van politici. Die politieke besluiten weerspiegelen de machtsverhoudingen tussen die landen. En er wordt verondersteld dat die machtsverhoudingen worden beïnvloed door het karakter, de capaciteiten, de attitudes, de kennis, het gezag etc. van staatshoofden, regeringsleiders, ministers, EU-politici en dergelijke. Dit zijn de kenmerken van de politiek-psychologische theorieën over internationale machtsverhoudingen 1

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Gebruik een kernconcept met omschrijving bij de actualiteit

Slide 38 - Open vraag

Eigen schuld dikke bult
(0 = nee totaal niet, 100 is volledig)
0100

Slide 39 - Poll

Argument

Slide 40 - Woordweb

P.O. onderwerp & planning?
A
ja onderwerp
B
ja onderwerp & planning
C
nee

Slide 41 - Quizvraag

Examenopgaven maken of samenvattingsbladen

Slide 42 - Tekstslide