Fictie les 2

Welkom bij Nederlands
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

FICTIE 
even terugkijken


Je leert wat spanning is in een boek/ verhaal en hoe een schrijver dit kan toevoegen

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord in de zin is een beoordelingswoord?
'Die rode sportauto vind ik mooi.'
A
sportauto
B
mooi
C
rode
D
ik

Slide 3 - Quizvraag

Welke woorden zijn beoordelingswoorden?
A
Argument
B
Interessant
C
Spannend
D
Non-fictie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een mening?
A
Een mening kun je checken.
B
Een mening is waar of niet waar.
C
Een mening is wat jij vindt van iets.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Met een argument leg je je mening uit.
B
Een argument en een beoordelingswoord zijn hetzelfde.
C
Met een argument geef je je mening.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een bijfiguur?

Slide 7 - Open vraag

Spanning.....


Spanning.....

Slide 8 - Tekstslide

Als je een verhaal leest, wil je graag dat het spannend is. Een schrijver kan op verschillende 
manieren spanning in een verhaal brengen:

Slide 9 - Tekstslide

Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving. 
De hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie.

Slide 10 - Tekstslide

De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.

Slide 11 - Tekstslide

Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
 Letterlijk betekent dit woord dat er iemand boven een kloof hangt, terwijl je niet weet of die persoon gaat vallen of op het nippertje gered wordt. Een cliffhanger is het afbreken van een verhaal op een heel spannend moment.

Slide 12 - Tekstslide

Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.

Slide 13 - Tekstslide

Er zitten open plekken in het verhaal. Dat zijn vragen die het verhaal bij je oproept, maar waar je nog niet meteen het antwoord op krijgt. Je leest verder om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.

Slide 14 - Tekstslide

Ruimte
Waar het verhaal zich afspeelt, heet de ruimte van het verhaal.  
Een bepaalde stad, of een dorp , een kamer zijn, een donker bos, een woestijn of zelfs een andere planeet. 
De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen. Bijvoorbeeld een griezelige sfeer, een dreigende sfeer of juist een vrolijke sfeer.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Slide 17 - Tekstslide