Hoofdstuk 3: Communiceren met de zorgvrager

Communiceren met de zorgvrager
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Communiceren met de zorgvrager

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstellingen
Aan het einde van dit hoofdstuk weet je:
  1. Wat bedoeld wordt met een respectvolle omgang en empathie 
  2. Op welke manier je een gesprek voert met een zorgvrager
  3. Wat de begrippen normen en waarden betekenen
  4. Het verschil tussen open en gesloten vragen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les:
  • Het zorgdossier
  • Zorgleefplan

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen inleiding 3.1

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respectvolle omgang


Respectvolle omgang in de zorg noem je ook wel respectvolle bejegening
  • de manier waarop je met iemand omgaat
  • de wijze waarop je je gedraagt ten opzichte van een ander
  • een houding die respect uitstraalt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respectvolle omgang


Handelen vanuit een respectvolle houding: 
  • geen verschil tussen zorgvragers maken
  • zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager
  • zorgvuldig omgaan met de persoonlijke eigendommen
  • luisteren naar de wensen van de zorgvrager
  • correct omgaan met vertrouwelijke informatie
  • rekening houden met de normen en waarden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Empathie

Empathie betekent, dat je je kunt verplaatsen in de gevoelens van een ander


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren



Communiceren = het overbrengen van 
gedachten, wensen, gevoelens en ideeën. 

  • Communiceren mét woorden
    noem je verbale communicatie.
  • Communiceren zonder woorden
    noem je non-verbale communicatie.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden 


Normen staat voor wat je 
normaal vindt. 

Waarden staat voor wat je 
waardevol oftewel belangrijk
vindt.  

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden 


Voorbeeld :


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voeren van een gesprek 




Bij een goed gesprek: 
  • wil je de ander leren kennen en begrijpen;
  • neem je de tijd;
  • luister je goed naar de ander;
  • kun je zeggen wat je denkt en wat je voelt; 
  • ben je je bewust van je lichaamstaal;
  • hou je rekening met de privacy van de ander. 


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen 





Open vragen: 
je krijgt veel informatie 
beginnen altijd met een vraagwoord, zoals wat, 
 wie, waar, welke, wanneer en hoe
Bijvoorbeeld: Wat ga je vanmiddag doen? Hoe voel je je? 

Gesloten vragen:
je krijgt enkel die informatie waarom je gevraagd hebt
je krijgt meestal alleen ja of nee als antwoord
Een gesloten vraag begint met een werkwoord
Bijvoorbeeld: Ga je mee naar de film? Wil je koffie? 




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nonverbale communicatie?
A
communiceren met woorden
B
communiceren met lichaamstaal
C
geen van beide
D
beide

Slide 14 - Quizvraag

communiceren met lichaamstaal 
Wat is verbale communicatie?
A
Communiceren met woorden
B
Communiceren zonder woorden
C
Slechte communicatie
D
Geen communicatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je iets geleend hebt, dan geef je dit ook terug
A
Norm
B
Waarde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

je vindt privacy belangrijk als je aan het douchen bent
A
Norm
B
Waarde

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is verbale communicatie?
A
Glimlachen
B
Een app sturen
C
Je duim opsteken
D
Zwaaien

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt normen en waarden. Welke van deze 2 is altijd maar één woord?
A
Norm
B
Waarde

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen normen en waarden?
A
Norm is een regel, waarden is waarom jij dat belangrijk vindt
B
Waarden is een regel, norm is waarom jij dat belangrijk vindt
C
Normen en waarden zijn allebei hetzelfde. Het zijn allebei regels
D
Norm is een regel en een waarden is een mening

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn respectvolle manieren om een zorgvrager te benaderen?
2 antwoorden
A
Een verschil maken tussen zorgvragers
B
Zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager
C
Rekening houden met de normen en waarden van de zorgvrager
D
Niet luisteren naar de wensen van de zorgvrager

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een oudere valt help je hem of haar overeind. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor empathie
A
acceptatie
B
inlevingsvermogen
C
instemming
D
waardering

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is empathie
A
Contact hebben
B
Meeleven
C
Actief luisteren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies