Spelling (leestekens)

H1 - Leestekens
Je leert punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1 - Leestekens
Je leert punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken. 

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens, waarom?
Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

Daarnaast wil je ook dit voorkomen:

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Voorkennis ophalen
Instructie over leestekens
Gezamenlijk opdracht 1 maken
Verder met opdracht 2 en 3
Afsluiten

Slide 4 - Tekstslide

Maak een zin waarin je een komma goed gebruikt.

Slide 5 - Open vraag

Maak een zin waarin je een punt goed gebruikt.

Slide 6 - Open vraag

Maak een zin waarin je een puntkomma goed gebruikt.

Slide 7 - Open vraag

Maak een zin waarin je een dubbele punt goed gebruikt.

Slide 8 - Open vraag

Leestekens
. ! ?
, ; :

Slide 9 - Tekstslide

Komma
- Tussen twee persoonsvormen. (Terwijl hij sliep, werd zijn huis versierd.)
- Voor een verbindingswoord (Hij moet naar school, maar wil liever gamen)
- Bij een opsomming. (Ik hou van wandelen, fietsen, lezen en vakantie.)
- Voor een deel van een zin dat geen zelfstandige zin is.
We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat nog niet helemaal af was. 
--> We hebben hard gewerkt aan het verslag. Het verslag was nog niet helemaal af. 

Slide 10 - Tekstslide

Puntkomma
Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 

Beginnen jullie maar vast; ik kom iets later.

(Je kunt er ook twee losse zinnen van maken, maar dan zie je de samenhang minder)
Beginnen jullie maar vast. Ik kom iets later.


Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, waarbij de tweede zin een verklaring of uitleg is (bij de eerste zin). Ook bij een opsomming of citaat gebruik je een dubbele punt.

Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn man had rode rozen gekocht. 
In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' bij denken (maar dan natuurlijk met een komma!)
Ik hou van lekker eten: pizza, poffertjes en pannenkoeken.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom belangrijk?
'Dubbele punt en puntkomma, die gebruik ik toch nooit.'

- Het is belangrijk om de functies van leestekens te begrijpen voor een beter tekstbegrip. 

Slide 13 - Tekstslide

De concertkaartjes waren erg populair: er stonden lange rijen voor de kassa.

Het leesteken is correct gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen(?) hij moet dus vroeg op staan.
A
:
B
;
C
,
D
.

Slide 15 - Quizvraag

Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands, ze hoopt volgend jaar af te studeren.

Het leesteken is correct gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Welk leesteken had er moeten staan?
'Jeanet is aan het einde van haar studie Nederlands(?) ze hoopt volgend jaar af te studeren.'

Slide 17 - Open vraag

Leg met behulp van de theorie uit waarom het leesteken tussen haakjes op de goede plek staat. 

Slide 18 - Tekstslide

Als je de stof begrijpt (,) zal het zeker lukken.

Slide 19 - Open vraag

De concertkaartjes waren populair (:) er stonden lange rijen voor de kassa.


Slide 20 - Open vraag

Morgenochtend om 8 uur heeft Alex rijexamen (;) hij moet dus vroeg op.

Slide 21 - Open vraag

De goudvissen dreven dood in de kom (:) ze hadden al dagen geen voer gehad.

Slide 22 - Open vraag

De vriend van Carry studeert criminologie (;) hij hoopt volgend jaar af te studeren.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
Maken opdracht 2 en 3 van Spelling H1 op blz. 32.
(Theorie hiervan is herhaling van vorig schooljaar)

Niet klaar binnen de tijd?
Maak de les af tijdens een flexuur Nederlands, zwu of thuis :) 

timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd? Noteer het in een goede zin met één van de leestekens uit deze les :)

Slide 25 - Open vraag