Thema 3 BS1: Gaswisseling

Tijdens een operatie is een patiënt aangesloten op een hart-longmachine. De taak van welke bloedsomloop wordt overgenomen door de machine?
A
Alleen de kleine bloedsomloop
B
Alleen de grote bloedsomloop
C
Zowel de kleine als de grote bloedsomloop
1 / 35
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Tijdens een operatie is een patiënt aangesloten op een hart-longmachine. De taak van welke bloedsomloop wordt overgenomen door de machine?
A
Alleen de kleine bloedsomloop
B
Alleen de grote bloedsomloop
C
Zowel de kleine als de grote bloedsomloop

Slide 1 - Quizvraag

Is deze bloedsomloop open of gesloten? En enkelvoudig of dubbel?
A
Open, enkelvoudig
B
Open, dubbel
C
Gesloten, enkelvoudig
D
Gesloten, dubbel

Slide 2 - Quizvraag

Bij een dubbele bloedsomloop gaat een rode bloedcel van voet naar hersenen, ? keer door het hart?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 3 - Quizvraag

Cellen in de wand van de luchtpijp van de mens krijgen door bepaalde bloedvaten zuurstofrijk bloed toegevoerd.
Behoren deze bloedvaten tot de kleine of grote bloedsomloop?
Zijn deze bloedvaten vertakkingen van aders of slagaders?
A
kleine / aders
B
kleine / slagaders
C
grote / aders
D
grote / slagaders

Slide 4 - Quizvraag

Via welke stof kunnen zuurstofmoleculen diffunderen naar de cellen?
A
Bloedplasma
B
Weefselvloeistof
C
Lymfe

Slide 5 - Quizvraag

In diagram 1 is het volume van de linkerkamer
van het hart weergegeven.
Welke grafieken van diagram 2 geeft het
volume van de rechterkamer weer gedurende
deze periode?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C

Slide 6 - Quizvraag

Max (hond) krijgt een bloedtransfusie via een linkervoorpootader. Een mogelijk gevolg van een afweerreactie na een bloedtransfusie is klontering van rode bloedcellen. De ernst van het gezondheidsrisico hangt samen met de plaats waar zo’n stolsel ontstaat.

Slide 7 - Tekstslide

Welk gezondheidsrisico kan rechtstreeks het gevolg zijn van een stolsel dat ontstaat in de linkervoorpootader?
A
een hartaanval
B
een herseninfarct
C
een longembolie
D
gedeeltelijke verlamming van de rechtervoorpoot

Slide 8 - Quizvraag

Bij de aanmaak van rode bloedcellen en de productie van EPO is er sprake van negatieve terugkoppeling. Welke factor zorgt voor de negatieve terugkoppeling in dit regelsysteem?
A
EPO gehalte in het bloed
B
zuurstofgehalte in het bloed
C
activiteit van het rode beenmerg
D
de hematocrietwaarde

Slide 9 - Quizvraag

neusholte
luchtpijp
long
middenrif
huig
slokdarm
longblaasje

Slide 10 - Sleepvraag

Waarom kun je beter
met je neus ademhalen?

Slide 11 - Woordweb

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 1: Gaswisseling

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Leerdoelen
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.

Slide 14 - Tekstslide

Neusslijmvlies met trilhaarepitheel
Slijmlaag houden stoffen vast. Trilharen bewegen stoffen naar buiten.

Slide 15 - Tekstslide

Gaswisseling = opname en afgifte van gassen aan de lucht. Dit gebeurt in de longblaasjes.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

en dan nu...
 nog meer action in de taxion!

maak opgave 5 t/m 7
mensen thuis... maak het online!
Hb = hemoglobine
HbO2 = oxyhemoglobine = hemoglobine geladen met zuurstof
zuurstof wil van waar een hoge pO2 is naar waar een lage p02 is

Slide 18 - Tekstslide

In het neusslijmvlies vinden we ook de reukzintuigen.

Slide 19 - Tekstslide

Bijholten
De neusholte is verbonden met bijholten, welke ook slijm produceren, wat afgevoerd wordt door de neusholte. Bij verkoudheid zwelt het neus- en bijholteslijmvlies op, de uitgangen van de bijholten worden afgesloten en je hebt dat verstopte neus gevoel.
Andere functies van de bijholten kunnen zijn, o.a. resonantie bij het praten en de schedel lichter maken. 

Slide 20 - Tekstslide

Wet van Fick
BINAS 83A
Wet van Fick: n=D*A*(Δc/Δx)

Hoe groter het diffusieoppervlak (A), de diffusiecoëfficiënt (D)* en het concentratieverschil (Δc) hoe groter de diffusiesnelheid.

Hoe groter de diffusieafstand (Δx) hoe kleiner de diffusiesnelheid.

*diffusiecoëfficiënt (D): snelheid waarmee deeltjes (zoals moleculen of ionen) zich door een medium verspreiden als gevolg van diffusie. 

Slide 21 - Tekstslide

O2 bindt aan hemoglobine



HbO2 = oxyhemoglobine

CO2  wordt H+ en HCO3-
H+ bindt aan hemoglobine
HCO3- in bloedplasma
Hb laat O2 los
Veel CO2 in het bloed zorgt voor lage ph
Transport O2

Slide 22 - Tekstslide

Transport CO2
  • Deel als CO2 door bloedplasma vervoerd
  • Deel CO2 gebonden aan hemoglobine
  • Grootste deel bindt met water tot H2CO3, valt uiteen tot HCO3- (ook door koolzuuranhydrase) en diffundeert naar bloedplasma. Ladingsverschil rode bloedcellen opgelost door Cl-, vrijgekomen H+ gebonden aan hemoglobine, O2 komt vrij

Slide 23 - Tekstslide

Transport CO2
  • Longhaarvaten opgeloste CO2 vanuit bloedplasma naar alveolaire vocht.
  • Hemoglobine gebonden CO2 en H+ komt vrij.
  • HCO3- vanuit bloedplasma naar rode bloedcellen, vormt H2CO3 met H+ , wordt door koolzuuranhydrase meteen gesplitst in CO2 en H20.
  • Veel CO2 in het bloed zorgt voor lage ph

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Partiële druk: pO2 en pCO
0% Hb
100% HbO2

100% Hb
0% HbO2

Een klein beetje zuurstof lost op in bloedplasma, het grootste deel wordt geboden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen.

Bij meer CO2 wordt makkelijker zuurstof afgegeven bij dezelfde zuurstofdruk.
Bohr-effect = hogere afgifte O2 door Hb vanwege hogere temperatuur of pCO2

Slide 26 - Tekstslide

VRAGEN
Vragen?

Slide 27 - Tekstslide

Zet de orgaanstelsels op de juiste plek in het schema. 
Bloedvatenstelsel
Ademhalingstelsel
Verteringstelsel

Slide 28 - Sleepvraag

Via welk proces wordt er zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?
A
Actief transport
B
Exocytose
C
Osmose
D
Diffusie

Slide 29 - Quizvraag

Geeft B het zuurstofrijke of zuurstofarme bloed aan?

Geeft Y koolstofdioxide of zuurstof aan?
A
B - rijk Y - zuurstof
B
B - rijk Y - koolstofdioxide
C
B - arm y - zuurstof
D
B - arm Y - koolstofdioxide

Slide 30 - Quizvraag

Bij Harm meten we de volgende waardes van de uitgeademde lucht:
zuurstof 17%; koolstofdioxide 3%.
Wat is vermoedelijk de samenstelling geweest van zijn ingeademde lucht?
A
Zuurstof 16%, koolstofdioxide 4%
B
Zuurstof 21%, koolstofdioxide 4%
C
Zuurstof 16%, koolstofdioxide 0,04%
D
Zuurstof 21%, koolstofdioxide 0,04%

Slide 31 - Quizvraag

Hb + O2 -> HbO2

Dit proces vindt plaats in de/het ...
A
longen
B
weefsels van overige organen
C
hart

Slide 32 - Quizvraag

Hemoglobine bevindt zich in de/het...
A
witte bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
rode bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 33 - Quizvraag

Bestudeer de afbeelding.

Wat is waar?
A
Een hogere temperatuur leidt tot een betere verzadiging van Hb
B
Een lagere pH leidt tot een betere verzadiging van Hb
C
Als de temperatuur stijgt, kan er minder O2 binden aan Hb
D
Als er minder O2 bindt aan Hb, dan daalt de temperatuur

Slide 34 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les

  1. Je hebt op bvj online de volgende opgaven gemaakt: 1 t/m 7 (van basisstof 1 uit thema 12)


timer
5:00

Slide 35 - Tekstslide