Klas H1A - lundi 21/03

Bonjour H1A
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour H1A

Slide 1 - Tekstslide

Planning du jour 
Objectifs
- Aan het eind van deze les weet ik hoe ik de werkwoorden avoir, être, faire en de werkwoorden op -er kan vervoegen. 
- Aan het eind van de deze les ken ik de drie manieren van vragen stellen in het Frans.
- Aan het eind van deze les weet ik hoe de bijvoeglijk naamwoord kan gebruiken om een persoon te beschrijven. 


Slide 2 - Tekstslide

Les trois manières
Qui peut me donner les trois manières de poser une question? 

Slide 3 - Tekstslide

Les reponses
1. Je plaatst een vraagteken achter de zin. 
2. Je plaatst het woord ''Est-ce que'' voor de zin. 
3. Inversie: Je draait het werkwoord en het persoonsvorm om.

Slide 4 - Tekstslide

Exercice!
 Prenez une feuille et un stylo et décrivez cette personne en 3 phrases.






Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Maintenant nous allons jouer!
1. Prenez votre portable!
2. Connectez-vous sur LessonUP!
3. Répondre à les questions.

Slide 7 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van être in:
La fille ________ (être)
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes

Slide 8 - Quizvraag

nous (faire)
A
nous faisons
B
nous fairions
C
nous faisions
D
nous faisiez

Slide 9 - Quizvraag

faire in de présent / tegenwoordige tijd:
Vous ( faire) ...... de bruit.
A
fais
B
faites
C
faisons
D
font

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf deze zin in een vraagzin:
Tu manges le pizza. ( gebruik de inversie)

Slide 11 - Open vraag

Révision 
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 12 - Sleepvraag

Kies het goede bijvoeglijk naamwoord:
une ........ maison
A
grand
B
grande

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un pull noire.
B
Il porte un pull noir.
C
Il porte un pull noirs.
D
Il porte un pull noires.

Slide 14 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord
J'ai les cheveux ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 15 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een....
A
s
B
e

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf deze zin in een vraagzin:
Julie porte une robe rouge. (gebruik Est-ce que)

Slide 17 - Open vraag

werkwoorden op - er
Je ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 18 - Quizvraag

werkwoorden op - er
Nous ... (parler)
A
parles
B
parlez
C
parlons
D
parle

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoorden op ER
Tu regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 20 - Quizvraag

Hoe goed ken je nu hoofdstuk 3?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll