Schulaufgabe Kapitel 22 B

Schulaufgabe Kapitel 22
VMBO-B
Hören - Landeskunde - Grammatik - Wörter - Plauderecke - Schreiben - Lesen

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schulaufgabe Kapitel 22
VMBO-B
Hören - Landeskunde - Grammatik - Wörter - Plauderecke - Schreiben - Lesen

Slide 1 - Tekstslide

Heb je een dyslexiepasje?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Hier beginnt die Schulaufgabe. 
Je gaat nu met het proefwerk beginnen. Denk aan hoofdletters en umlaut (ä, ö, ü).
Viel Erfolg!

Slide 3 - Tekstslide

Hören
hier vul je in waaruit dit onderdeel bestaat, thema en andere inleidende zaken.

Slide 4 - Tekstslide

De taxichauffeur heeft extra reclame nodig.
A
richtig
B
falsch

Slide 5 - Quizvraag

De taxichauffeur bepaald waar de rit heen gaat.
A
richtig
B
falsch

Slide 6 - Quizvraag

Het zijn voornamelijk toeristen die in zijn taxi stappen.
A
richtig
B
falsch

Slide 7 - Quizvraag

De taxichauffeur rijdt elke keer dezelfde route.
A
richtig
B
falsch

Slide 8 - Quizvraag

De taxirit kost 90 Euro per persoon.
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quizvraag

Grammatik
Schrijf de verleden tijd van het werkwoord op dat in de zin staat en zet het hulpwerkwoord in de juiste persoonsvorm.
Vul de juiste vorm van haben/sein in!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Gestern [haben] ich meine Großmutter [sprechen].

Slide 12 - Open vraag

Letzten Samstag [haben] Susi und Lena einen großen Fisch [fangen]

Slide 13 - Open vraag

Die Italiener [haben] die Weltmeisterschaft in Brasilien [verlieren]

Slide 14 - Open vraag

Miriam [haben] bei ihrem letzten Kinobesuch in der ersten Reihe [sitzen].
A
Hat gesessen
B
Hat gesitzt
C
Hat gesetst

Slide 15 - Quizvraag

[Haben] ihr das letzte Champions-League-Spiel [sehen]?
A
Hat Gesien
B
Habt gesehen
C
Haben gesehen

Slide 16 - Quizvraag

Grammatik
Kies de juiste Duitse vertaling van het Nederlandse woord. 
Kies tussen: vor, für, in, nach en zu.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Mein Freund hat ein schönes Geschenk [voor] mich gekauft.
A
für
B
vor
C
nach
D
zu

Slide 20 - Quizvraag

Er geht mit uns [naar] die Disko.
A
für
B
in
C
nach
D
zu

Slide 21 - Quizvraag

Voriges Jahr reiste Billie Eilish für einen großen Auftritt [naar] London.
A
für
B
in
C
nach
D
zu

Slide 22 - Quizvraag

Nach der Tournee flog sie [naar] ihrer Mutter.
A
für
B
in
C
nach
D
zu

Slide 23 - Quizvraag

Tessa hat [voor] dem Haus auf mich gewartet.
A
vor
B
in
C
nach
D
zu

Slide 24 - Quizvraag

Wörter
Vertaal de woorden tussen de haakjes naar het Duits.

Slide 25 - Tekstslide

Weißt du wo der [station] in München ist?

Slide 26 - Open vraag

Hier musst du [remmen], wenn du an die Kreuzung kommst.
A
Tremsen
B
Bromsen
C
Bremsen

Slide 27 - Quizvraag

Auf dieser [snelweg] kann man überholen.

Slide 28 - Open vraag

In Deutschland benutzt jeder Fußgänger den [zebrapad].
A
Zebrastreifen
B
Zebrastrippen

Slide 29 - Quizvraag

Durch die [vertraging] muss Sila in Bremen umsteigen.

Slide 30 - Open vraag

Das Auto fährt mit hoher [snelheid] in die Kurve.
A
Geschnellheit
B
Geschwindigkeit
C
Verspätung

Slide 31 - Quizvraag

Beim [rotonde] müssen wir die dritte Ausfahrt nehmen.

Slide 32 - Open vraag

Gestern wurden Steffi und ich vom [conducteur] kontrolliert.
A
Kontrollierder
B
Schaffner
C
Schoeffner

Slide 33 - Quizvraag

Durch den Unfall hat Opa [schade] am Auto.

Slide 34 - Open vraag

Die [verkeerslicht] ist rot: Du darfst also nicht weiterfahren.
A
Umpel
B
Verkehrluft
C
Ampel

Slide 35 - Quizvraag

Schreiben
Bjorn stuurt Ahmed een bericht. 
Vertaal de zinnen in het Duits.

Slide 36 - Tekstslide

Dit weekend ben ik in Berlijn geweest.

Slide 37 - Open vraag

Je moet de volgende keer meegaan!

Slide 38 - Open vraag

Lesen
Lees de tekst "Familien in der Formel 1" en beantwoord de vragen.

Slide 39 - Tekstslide

Hier beginnt die Schulaufgabe. 
Je gaat nu met het proefwerk beginnen. Denk aan hoofdletters en umlaut (ä, ö, ü).
Viel Erfolg!

Slide 40 - Tekstslide

Welke vraag de Fia het meeste bezig gehouden?
A
Mag een coureur zonder rijbewijs een racewagen besturen?
B
Mag een coureur onder de 18 een racewagen besturen?
C
Is zo'n jonge coureur in staat een 300km/h rijdende racewagen te besturen?

Slide 41 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met 'Köningsklasse'?
A
De vader van Max Verstappen
B
De Formule 1
C
De klas, waarin de vader van Max Verstappen heeft gezeten

Slide 42 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt niet?
A
Jos Verstappen was van 1994 tot 2003 Formule 1-coureur.
B
In die tijd stond hij 17 keer op het ere podium.
C
De familie "Hill" zijn tot nu toe de enige vader-zoon-combinatie die een wereldtitel behaalden.

Slide 43 - Quizvraag

Hier beginnt die Schulaufgabe. 
Je gaat nu met het proefwerk beginnen. Denk aan hoofdletters en umlaut (ä, ö, ü).
Viel Erfolg!

Slide 44 - Tekstslide

In alinea 1 staan enkele details over de vacature.
Hoeveel uur moet er gewerkt worden en in welke periode?

Slide 45 - Open vraag

Hoe hoog is het salaris?

Slide 46 - Open vraag

Vertaal 'freie Wochenenden' naar het Nederlands

Slide 47 - Open vraag

Welke eisen worden aan de sollicitanten gesteld? Noem er 3.

Slide 48 - Open vraag

Tot wanneer kun je op deze vacature reageren?

Slide 49 - Open vraag

Heb jij de Plauderecke A & B in Teams ingeleverd?
A
Ja
B
Nee

Slide 50 - Quizvraag

Het einde van de toets
Dit was de toets. Controleer of je alles hebt gedaan en volgens de opdracht. Ga nu verder met het werk dat de docent heeft bedacht. 

Slide 51 - Tekstslide