Ordening bs 1 t/m 4

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

 Thema  3 Ordening 

 Bs 1  t/m 4

Beste leerlingen uit klas 1

In deze lessonup worden bs 1  t/m 4 herhaald en gecheckt.

Je krijgt steeds wat informatie, met daarna enkele vragen.

Ook zitten er wat witte slides tussen, gewoon doorklikken dan.

Op de vragen zit een tijdslot  ( 20 sec)waarbinnen je de vraag moet beantwoorden.

Succes!

Ordenen in de biologie

In de biologie doen we ook aan ordenen. 

We doen dit niet alleen met dieren maar ook met bacterien, schimmels en planten

domeinen

De eerste grote groep die bij het indelen onstaat zijn domeinen:

Eukaryoten en prokaryoten.

prokaryoten

Bacteriën en archaea zijn eencellig en hebben geen celkern

Ze planten zich voort door te delen

Eukaryoten worden verdeeld in 5 rijken.

indelen

We kunnen naast domeinen en rijk en organismes nog veel verder indelen. 

We gaan later per rijk bekijken hoe we het verder in kunnen delen.

Wanneer behoort een organisme tot dezelfde soort?

1. als het een populatie is
2. als het zich kan voortplanten
3. als het samen leeft
4. als het zich kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgt

Welke van de hieronder genoemde groepen bevat organismen die onderling het meest verwant zijn?

1. geslacht
2. orde
3. klasse
4. soort

Welke groep heeft geen celwand?

1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Planten
4. Dieren

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?

1. Prokaryoten hebben geen celwand
2. Eukaryoten zijn meercellig
3. Prokaryoten hebben geen celkern
4. Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Welke groep leeft vaak onder extreme omstandigheden?

1. bacteriën
2. archaea

Je kijkt door een microscoop en ziet een cel met een celmembraan. Welke conclusie kun je nu trekken

1. Dit is een cel van een plant of dier
2. Dit is een cel van een schimmel of bacterie
3. Dit is een cel van een plant of schimmel of dier
4. Dit kan een cel van elk organisme zijn

Het rijk van de dieren

Bij de indeling van het dierenrijk in afdelingen spelen twee kenmerken een belangrijke rol. 

We kijken hierbij naar

- het skelet

- symmetrie

Skelet

Dieren hebben

- geen skelet

- een uitwendig skelet

- een inwendig skelet

Symmetrie

Dieren zijn

- niet symmetrisch

- tweezijdig symmetrisch

- veelzijdig symmetrisch

Symmetrie

sponzen

niet symmetrisch

inwendig skelet ( stevige hoornvezels tussen de cellen)

leven op de bodem van de zee

neteldieren

veelzijdig symetrisch

meestal geen skelet

leven in het water. vangen hun prooi met tentakels (vangarmen).

denk aan kwallen en zeeanemoonen

geleedpotigen

tweezijdig symetrisch.

uitwendig skelet (pantser).

denk aan insecten, kreeftachtige, spinnen en duizendpoten

weekdieren

tweezijdig symetrisch

skelet uitwendig (denk aan het huisje).

denk aan mosselen, slakken, inktvissen en naaktslakken.

stekelhuidigen

veelzijdig symetrisch

inwendig skelet van kalk

leven op de bodem van de zee en hun huid zijn bedekt met stekels of knobbels.

Tot welke stam in het dierenrijk behoort de zeekomkommer.

1. Weekdieren
2. Neteldieren
3. Stekelhuidigen
4. Wormen

Een spin is veelzijdig symmetrisch?

1. Juist
2. Onjuist

Iedere slak heeft een uitwendig skelet.

1. Juist
2. Onjuist

Deze eencellige is...

1. Veelzijdig symmetrisch
2. Enkelvoudig symmetrisch
3. Niet-symmetrisch

Een kwal heeft geen skelet, is veelzijdig symmetrisch en leeft in het water. Bij welke stam van de dieren hoort een kwal?

1. Sponzen
2. Neteldieren
3. Stekelhuidigen
4. Wormen

Tot welke klasse hoort het organisme dat hiernaast staat weergegeven?

1. Holtedieren
2. Sponzen
3. Geleedpotigen
4. Gewervelden

Slakken en mossels hebben een uitwendig skelet in de vorm van een huisje of schelp. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.

Tot welke klasse horen deze organismen?

1. Wormen
2. Weekdieren
3. Sponzen
4. Geleedpotigen

Welk van deze dieren heeft een uitwendig skelet?

7

1. zeester
2. slak
3. vleermuis
4. Alle drie

Het dier hiernaast hoort in de afdeling van de ...

1

1. amfibieën
2. weekdieren
3. reptielen
4. gewervelden

Als we naar het  domein eukaryoten en naar het rijk planten, zien we dat we deze weer in 3 stammen kunnen verdelen.

overzicht

wieren/algen

groeien in het water.

 hebben geen wortels, geen stengels, geen bladeren en geen bloemen.

ze kunnen eencellig zijn of veelcellig.

eencellig: boomalg

veelcellig:kranswier en blaaswier

sporenplanten

hebben wortels, stengels en bladeren maar geen bloemen.

planten zich voort door middel van sporen. 

we verdelen sporenplanten weer verder in mossen, varens en paardenstaarten.

zaadplanten

zaadplanten hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen.

voortplanting vind plaats met zaden.

Deze groep planten hebben geen stengel, blad, bloem of wortel.

1. Mos
2. Wier
3. Zaadplanten
4. Naaktzadigen

Hier zien we een...

1. Bedektzadige
2. Naaktzadige
3. Sporenplant
4. Alg of wier.

Een dennenappel is een voorbeeld van een...

1. Naaktzadige
2. Bedektzadige
3. Algen of wieren
4. Sporenplanten

Bij welke stam van de planten liggen er sporenhoopjes aan de onderkant van bladeren?

1. Mossen
2. Paardenstaarten
3. Varens
4. Zaadplanten

Hiernaast zie je een appelboom. Tot welke klasse van de planten behoort deze?

1. Naaktzadigen
2. Bedektzadigen

Welke celkenmerken
komen voor bij de cellen van een plant?

1. Celwand en bladgroenkorrels
2. Celwand, celkern en bladgroenkorrels
3. Celkern en bladgroenkorrels
4. Celwand en celkern

Hoe planten boomalgen zich voort?

1. Door deling.
2. Door eieren
3. Door sporen
4. Door zaden