Opdracht 3 | Egypte: leven aan de Nijl

M&M H1
Opdracht 3 | Egypte: Leven aan de Nijl
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

M&M H1
Opdracht 3 | Egypte: Leven aan de Nijl

Slide 1 - Tekstslide

De leerdoelen van de les zijn:

1. uitleggen waarom de Nijl zo'n belangrijke rivier was voor de Egyptenaren.

2. uitleggen wat irrigatie is.

3. uitleggen waarvoor een piramide gebouwd werden.

4. uitleggen wat een polytheïstische godsdienst is.

5. uitleggen wat een agrarische samenleving is en welke rol de farao daarin speelde.

6. een vergelijking trekken tussen de landbouw van toen en de extensieve/intensieve landbouw van nu.

7. uitleggen wat het verschil tussen intensieve en extensieve landbouw is.

Slide 2 - Tekstslide

De landbouw in het Oude Egypte rond 2000 v.Chr. was ingewikkelder dan bij de boeren in Nederland, omdat het land voor een groot deel uit woestijn bestond. Landbouw was alleen mogelijk langs de rivier de Nijl, die ieder jaar overstroomde. Als het water zakte, bleef er een laag slib uit de rivier achter.
Dit was vruchtbare grond, waar boeren gewassen op konden verbouwen. Ook leverde de Nijl drinkwater, vissen en vogels om te eten en was het de belangrijkste verkeersader.
Zonder de Nijl was het voor de Egyptenaren bijna onmogelijk om te overleven. Het was dan ook noodzakelijk om de natuur zo veel mogelijk te beheersen door het aanleggen van dammen, dijken en sloten. De sloten werden gebruikt om water naar de akkers te voeren. Dat wordt irrigatie genoemd. De boeren legen de irrigatiewerken aan onder leiding van de farao.

Slide 3 - Tekstslide

1. In welke werelddeel ligt Egypte?

Slide 4 - Open vraag

2. In welk land ontspringt de Nijl?

Slide 5 - Open vraag

3. Hoe lang is de Nijl?

Slide 6 - Open vraag

4. Welk klimaat heeft Egypte?

Slide 7 - Open vraag

5. Leg uit waarom de Oude Egyptenaren niet zonder de Nijl konden.

Slide 8 - Open vraag

6. Waarin verschilde de landbouwmethode van de Egyptenaren met die van de boeren in Limburg?

Slide 9 - Open vraag

7. Op welke drie manieren gebruikte de Oude Egyptenaren de Nijl?

Slide 10 - Open vraag

Het Oude Egypte is een van de oudste samenlevingen ter wereld. Aan het hoofd van de bevolking stond de farao. De farao werd als god op aarde gezien. De Egyptenaren geloofden dan ook in meerdere goden, ofwel zij hadden een polyheïstische godsdienst. Hij stuurde zijn ambtenaren aan. De ambtenaren hielden bij hoeveel graan er binnenkwam en hoe het ging met het bouwen van de piramide. Het grootste deel van de bevolking bestond uit boeren. Daarom noemen wij het Oude Egypte een agrarische samenleving. Wanneer de Nijl overstroomt was, konden de boeren niet werken op het land. De boeren werkten dan aan de bouw van de piramide. De belangrijkste bouwwerken van de Egyptenaren waren piramides, waarin de farao's begraven werden. De Egyptenaren dachten dat de farao na zijn dood opsteeg naar de sterren, van waaruit hij over zijn volk kon waken. De piramide diende als een trap naar de hemel. Het lichaam van de farao werd gemummificeerd, zodat het niet kon vergaan.

Het bouwen van een piramide was een kostbaar karwei, omdat er heel veel mensen voor nodig waren. Het kon wel dertig jaar duren voordat de piramide voltooid was.

Slide 11 - Tekstslide

8. Leg uit waarom de farao's zich in piramides lieten begraven.

Slide 12 - Open vraag

9. Leg uit dat voor het bouwen van piramides een agrarische samenleving nodig was.

Slide 13 - Open vraag

10. Zet de volgende gebeurtenissen uit de afbeelding op de juiste volgorde. Noteer alleen de letter.

Slide 14 - Open vraag

11. Welke god besloot of de zon op of onderging?

Slide 15 - Open vraag

12. Welke god besloot of een dode naar de onderwereld mocht gaan?

Slide 16 - Open vraag

13. Wat deden de Egyptenaren om de goden tevreden te houden?

Slide 17 - Open vraag

Tegenwoordig zijn boeren niet meer in een meerheid in een samenleving. Grote delen van landen zijn gebruikt voor het bouwen van steden. De landbouw is veranderd. Akkerbouw is op kleinere velden en veeteelt wordt vooral in grote stallen gedaan. Een boer moet veel geld verdienen om een klein stukje grond te kunnen betalen. Dat betekent dat de opbrengst per hectare hoog moet zijn. Daar is kapitaal voor nodig: kassen, stookinstallaties, apparatuur voor beregening, bemesting en luchtverversing zijn erg duur. Op deze manier kunnen boeren meerdere keren per jaar oogsten. En leven dieren in grote stallen samen, vaak zien ze de buitenlucht niet. Dit noemen we intensieve landbouw.

Bij goedkope grond is er sprake van extensieve landbouw. Dat betekent dat de boer weinig arbeidskrachten, machines en andere hulpmiddelen gebruikt, waardoor de opbrengst per hectare laag is. De weidegronden bestaan uit natuurlijk grasland en zijn soms duizen hectare groot. Het vee heeft hier alle ruimte om te leven.

Slide 18 - Tekstslide

14. Wat is het verschil tussen intensieve en extensieve landbouw?

Slide 19 - Open vraag

15. Hoe komt het dat er intensieve landbouw is ontstaan?

Slide 20 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 1: noem drie reden waarom de Nijl zo belangrijk was voor de Egyptenaren.

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 2: wat is irrigatie? En waarom zo belangrijk voor de akkerbouw?

Slide 22 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 3: waarvoor werd een piramide gebouwd, waarom was dit zo belangrijk?

Slide 23 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 4: wat is een polytheïstische godsdienst?

Slide 24 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 5: wat is een agrarische samenleving?

Slide 25 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 5: waarvoor was de farao zo belangrijk voor de Egyptische agrarische samenleving?

Slide 26 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 6: wat is een verschil tussen de landbouw van het Oude Egypte en de landbouw van nu in Europa?

Slide 27 - Open vraag

Leerdoelen check.
Leerdoel 7: wat is het verschil tussen extensieve en intensieve landbouw?

Slide 28 - Open vraag

Leerdoelen check ingevuld?
Ga samen met je talking partner elkaars antwoorden controleren en verbeter elkaar.

Slide 29 - Tekstslide