Drogredenen

Lesdoelen
- Aan het eind van de les ken je de negen drogredenen uit Kern par. 22.
- Je kunt drogredenen herkennen in teksten en in speeches en er kritische vragen bij stellen.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
- Aan het eind van de les ken je de negen drogredenen uit Kern par. 22.
- Je kunt drogredenen herkennen in teksten en in speeches en er kritische vragen bij stellen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Een drogreden is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt. 

Drogredenen worden vaak in discussies gebruikt, maar ook wel in andere situaties.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten drogredenen
1. Onjuist beroep op autoriteit
2. Vals dilemma
 3. Overhaaste generalisatie
4. Verkeerde vergelijking
5. Persoonlijke aanval 
6. Ontduiken van de bewijslast
7. Cirkelredenering
8. Vertekenen van het standpunt
9. Bespelen van het publiek







Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Onjuist beroep op autoriteit
"Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is, want dat heeft mijn tennistrainer gezegd."

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Onjuist beroep op autoriteit
Je voert iemand op die helemaal geen autoriteit is op het gebied van het onderwerp van de discussie.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. Vals dilemma
De schrijver dwingt een ander te kiezen uit twee mogelijkheden zonder te bewijzen dat er geen andere keuzes zijn.

"Als je niet voor Geert Wilders bent, dan ben je voor GroenLinks."




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt:


"Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden. Alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond". 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Overhaaste generalisatie

"Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval."

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

4. De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Verkeerde vergelijking

"Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg!"


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Persoonlijke aanval
Bij een persoonlijke aanval wordt er niet op de bal, maar op de persoon gespeeld. 

 'Als je tegen Zwarte Piet bent, dan ben je geen echte Nederlander'. 

Dit argument valt iemand aan op zijn mening.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Persoonlijke aanval
"Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!"

Dit argument valt iemand aan op zijn gewicht.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Ontduiken van bewijslast
"Als jij geen tegenargumenten kunt bedenken, dan is het dus waar."



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Onduiken van bewijslast
Je formuleert je argument zo dat je je tegenstanders ervan weerhoudt het standpunt tegen te spreken.

'Ik ben tegen de doodstraf. Ieder weldenkend mens is daar toch tegen!'

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 7. De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.

"Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet".

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Cirkelredenering

"Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want het kabinet doet helemaal niets goed!"

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Vertekenen van het standpunt

Je legt de tegenpartij woorden in de mond waarvan de onjuistheid moeilijk te bewijzen is.

"Ga je niet mee naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?"

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 20 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 21 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 22 - Quizvraag

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Verkeerde vergelijking
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje.

A
Verkeerd autoriteitsargument
B
Onjuiste vergelijking
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Maken: opdracht 22 t/m 25 bij tekst 4 blz. 54 en 55

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Bespelen van het publiek
Je beweert zaken waartegen iemand moeilijk in kan gaan.

"Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wil wonen!"

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies