Rückschau
Sprechen
Ende
In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.
Weten jullie het nog?
Ik noem de tijd in het Duits.
Schrijf in tweetallen de tijd in getallen op je blauwe bordje.
Voorbeeld: Es ist zehn vor neun Uhr ---> 08.50
Het is fijn als je in het Duits wat kan vertellen over je hobby.
Op je blad zie je twee opdrachten staan.
We hebben het gisteren gehad over regelmatige werkwoorden.
ich mach e
du mach st
er/sie/es mach t
wir mach en
ihr mach t
sie/Sie mach en
ich reis e
du reis t
er/sie/es reis t
wir reis en
ihr reis t
sie/Sie reis en
Vertaal bij de opdracht eerst het werkwoord
Zet daarna het werwoord in de juiste vorm
Gebruik de Grammatik C op blz. 80
2 wohnen
3 wohnen
4 heißen
5 schicken
6 lieben
7 machen
8 heißen
9 schicken
10 lieben
2 wohnt of wohnen
3 wohnt
4 heiße
5 schickst
6 liebt
7 mache
8 heißt9 schicke
10 liebt of lieben
Om goede zinnen te maken heb je altijd een werkwoord nodig.
Welke weet je al/nog?
Schrijf alles wat je weet over werkwoorden zowel in het Nederlands als in het Duits in tweetallen op het blauwe bordje.
Wie weet het meest?
Naast sterke en zwakke heb je ook regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
Wat is het verschil tussen de laatste twee?
Als voorbeeld gebruiken we even het werkwoord machen (=maken).
Probeer de stappen eens te doen bij dit werkwoord.
Let op!--> Bij dit werkwoord krijg je bij du alleen een -t ipv -st
Schrijf op je bordje net zoals bij machen het rijtje
3 auf Seite 79
4 auf Seite 81
6 auf Seite 82