Past simple : was/were

What do think of when we say 'past'?
1 / 10
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

What do think of when we say 'past'?

Slide 1 - Woordweb

Lesson goals 
After today's lesson I.... 

- Know what the past simple is; 
- Know when to use was/were 
- Know how to use was/were

Slide 2 - Tekstslide

When do we use the past simple?
A
To talk about the future
B
To talk about finished actions in the past
C
To talk about the now
D
To talk about when something is happening in the past

Slide 3 - Quizvraag

Past simple 
We gebruiken de past simple wanneer we het hebben over acties die in het verleden zijn gebeurd en die klaar zijn. 

Example 
I walked to school yesterday. 

Slide 4 - Tekstslide

Past simple: was/were 
Verleden tijd van 'to be'. Het betekent was of waren. 


I, he, she, it 
was 
You, we, they
were
I, he, she, it 
wasn't 
You, we, they 
weren't 
Positive (+)
Negative (-)

Slide 5 - Tekstslide

Pick the right answer
We ______ at the zoo.
A
was
B
were
C
is

Slide 6 - Quizvraag

Pick the right answer
She _______ (not) hungry.
A
was
B
wasn't
C
were
D
weren't

Slide 7 - Quizvraag

Signaalwoorden past simple 

yesterday, last weekend, a minute ago, this morning, a year ago

Alle woorden die aangeven dat iets in het verleden gebeurde.

 


Slide 8 - Tekstslide

Past Simple
Meestal achter het werkwoord -ed 
Yesterday I walked in the woods 
We played a game last week 

Als er al een -e staat, zet je er alleen een -d achter 
I liked the food yesterday. 

Slide 9 - Tekstslide

At work
Textbook, page 107 
Workbook: Page 53 Exercises 6t/m9


Slide 10 - Tekstslide