In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Les 2.1.1 Moleculen en atomen
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Les 2.1 deel 1
Maken opgaven
Nakijken opgaven
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 2.1 moleculen en atomen
2.1.1 Je weet dat moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
2.1.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen elementen en verbindingen.
2.1.3 Je kunt moleculen weergeven in molecuulformules.
2.1.4 Je kunt de systematische naamgeving van moleculen toepassen.
2.1.5 Je kunt het verschil tussen een scheidingsmethode, een faseovergang en een chemische reactie op microniveau beschrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Chemische reacties
Chemische reactie: wanneer (begin)stoffen verdwijnen en er nieuwe stoffen ontstaan.
Slide 5 - Tekstslide
Symbolentaal
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Slide 6 - Tekstslide
Symbolentaal
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Slide 7 - Tekstslide
Symbolentaal
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Atoombinding: atomen in een molecuul zijn met atoombindingen aan elkaar verbonden.
Slide 8 - Tekstslide
Tijdens deze chemische reactie gaan de watermoleculen kapot en ontstaan waterstof- en zuurstofmoleculen. Alle atomen blijven behouden.
H = waterstofatoom
O = zuurstofatoom
Slide 9 - Tekstslide
Symbolentaal
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.
Elk atoomsoort heeft een eigen naam en een eigen symbool.
De eerste letter is ALTIJD een hoofdletter en als er een tweede letter is, is dat ALTIJD een kleine letter
Elementen: een stof die je niet verder in kleinere deeltjes kunt splitsen (atoomsoort=element)
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Alcohol molecuul schrijf je als:
C2H6O
Slide 14 - Tekstslide
Alcohol molecuul schrijf je als:
C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.
Slide 15 - Tekstslide
Verbinding vs element
Verbindingen: ontleedbare stoffen. Bestaat uit twee of meer atoomsoorten.
H2O
C6H12O6
Elementen: niet-ontleedbare stoffen. Bestaat uit één atoomsoort.
H2
O2
Au
Slide 16 - Tekstslide
Molecuulformules
Uit je hoofd leren!
Slide 17 - Tekstslide
Twee-atomige moleculen
De meeste elementen bestaan uit één-atomige moleculen. Maar een paar elementen bestaan uit twee-atomige moleculen.
Twee-atomige moleculen ezelbruggetje
Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda
Cl2aire F2ietst N2aar H2aar O2ma I2n Br2eda
Slide 18 - Tekstslide
Verbinding of element?
A
Verbinding
B
Element
Slide 19 - Quizvraag
Verbinding of element?
A
Verbinding
B
Element
Slide 20 - Quizvraag
Verbinding of element?
A
Verbinding
B
Element
Slide 21 - Quizvraag
Verbinding
Element
Ag
BaO
Sn
K
ZnS
Slide 22 - Sleepvraag
Verbinding of element?
CH4
A
Verbinding
B
Element
Slide 23 - Quizvraag
Verbinding of element?
Ar
A
Verbinding
B
Element
Slide 24 - Quizvraag
Calcium
Ijzer
goud
Chloor
Broom
Koper
Slide 25 - Sleepvraag
Maken: 2 en 6 t/m 9
(vanaf blz 66)
Slide 26 - Tekstslide
2
a) Niet waar, een verbinding bestaat uit moleculen die uit meer dan een atoomsoort bestaan.
b) Niet waar, want de moleculen worden alleen maar gesorteerd.
c) Waar, want elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen.
d In de vaste fase van een stof kunnen moleculen niet bewegen.
Niet waar, want ze trillen op hun plaats. Ze kunnen niet door de stof heen bewegen.
e Bij een faseovergang worden atoombindingen verbroken.
Niet waar, atoombindingen worden alleen verbroken bij een chemische reactie. Faseovergangen zijn geen chemische reacties.
f De stof zuurstof geef je weer met O.
Niet waar, de formule van de stof zuurstof is O2. O is het symbool van de atoomsoort zuurstof, maar moleculen van de stof zuurstof bestaan altijd uit twee atomen.
Slide 27 - Tekstslide
2
d) Niet waar, want ze trillen op hun plaats. Ze kunnen niet door de stof heen bewegen.
e) Niet waar, atoombindingen worden alleen verbroken bij een chemische reactie. Faseovergangen zijn geen chemische reacties.
f) Niet waar, de formule van de stof zuurstof is O2. O is het symbool van de atoomsoort zuurstof, maar moleculen van de stof zuurstof bestaan altijd uit twee atomen.
Slide 28 - Tekstslide
6
a) CO2
b) N2
c) C2H6
d) Br2
e) NH3
f) C3H6O2
Slide 29 - Tekstslide
7
a) 3 atoomsoorten
b) 1 fosforatoom
c) 4
Slide 30 - Tekstslide
8
a) de atoomsoort of de stof tin
b) SN is een verbinding. Een molecuul SN bestaat uit een zwavel- en een stikstofatoom. (SN is de stof zwavelmononitride.)
c) Pb is de formule van de atoomsoort lood of het metaal lood. (PB is de formule van de (niet-bestaande) verbinding ‘fosforboride’)
Slide 31 - Tekstslide
9
a) Niet waar. Als alabandiet een mengsel zou zijn, dan zouden de grijze en gele stof nog zichtbaar moeten zijn. Er is een nieuwe stof met nieuwe stofeigenschappen ontstaan, waarin de elementen (atoomsoorten) zwavel en mangaan zitten.
Slide 32 - Tekstslide
9
b) Niet waar. Als de stoffen mangaan en zwavel aanwezig zouden zijn, spreek je nog steeds van een mengsel. Bij opdracht a heb je al geconstateerd dat alabandiet een zuivere stof is.
c) Waar. Om alabandiet te vormen, zijn de stoffen mangaan en zwavel gebruikt. In deze stoffen zitten de atoomsoorten zwavel en mangaan, dus deze zitten ook in alabandiet.