11.1: Enzymen

Hoofdstuk 11: voeding & vertering
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11: voeding & vertering

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

-Herhalen
-Uitleg basisstof 11.1 
-Aan het (huis) werk


Slide 2 - Tekstslide

Wat is de taak van het verteringsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van verteringsklieren?
A
Hier vindt opname van stoffen plaats
B
Hier vindt vertering plaats
C
Hier worden verteringssappen gemaakt

Slide 4 - Quizvraag

Zet de organen van
het verteringsstelsel
bij het juiste onderdeel. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag

Slide 5 - Sleepvraag

Hieronder zie je beschrijvingen van de delen van het verteringsstelsel. Sleep de nummers naar de juiste beschrijving. 
produceert gal
produceert speeksel
slaat gal tijdelijk op
sluit de maag af
vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij
verplaatst voedsel van de keelholte naar de maag
10
2
3
4
5
6

Slide 6 - Sleepvraag

Leerdoelen
-Je kunt de werking van enzymen beschrijven
-Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselbederf
-Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd

Tip: maak onder de les aantekeningen

Slide 7 - Tekstslide

Stofwisseling
In alle cellen van organismen vindt stofwisseling 
(scheikundige reacties) plaats. Dit betekent dat in de cel stoffen worden omgezet naar andere stoffen

bv: fotosynthese en verbranding


Door: eiwitten, die we enzymen noemen.

Water + CO2 + Licht --> zuurstof + glucose

Slide 8 - Tekstslide

Enzymen
Om voedingsstoffen op te nemen uit voedingsmiddelen, moeten ze worden afgebroken. Enzymen helpen bij het afbraakproces. 

Speciale eiwitten in cellen zorgen ervoor dat reacties in die cel snel plaatsvinden. Deze eiwitten heten enzymen. Enzymen werken specifiek. Dat wil zeggen dat één enzym maar één reactie in de cel versnelt. In een cel vinden veel verschillende reacties plaats. Een cel bevat dus veel verschillende enzymen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Knippen
Plakken
Het enzym gaat daarna weer naar een andere stof
Ze versnellen de reacties van stofwisselingsprocessen, zonder zelf te worden verbruikt

Slide 11 - Tekstslide

Enzymactiviteit
= De snelheid waarmee een enzym 
een reactie versnelt. Dit is afhankelijk 
van: temperatuur + zuurgraad

Hierbij hoort een optimumkromme met een minimum, een maximum en een optimum
Optimumtemperatuur= temperatuur waar het enzym het beste werkt

Slide 12 - Tekstslide

Een enzym dat boven zijn max temperatuur komt verandert blijvend, net als een ei. 



Veranderd

Slide 13 - Tekstslide

De zuurgraad heeft invloed op de enzymactiviteit. Veel enzymen werken minder goed in een zure omgeving.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Voedselbederf
Om te voorkomen dat bacteriën en 
schimmels (reducenten) op voedsel groeien 
kan je het conserveren.

Conserveren = langer houdbaar maken

Slide 16 - Tekstslide

Manieren van conserveren

Slide 17 - Tekstslide

Aantekening
Conserveren: Voedsel langer houdbaar maken. BV: koel bewaren, pasteuriseren, steriliseren, drogen en luchtdicht verpakken.
enzym: Eiwit dat reacties versnelt zonder zelf te worden verbruikt.
enzymactiviteit: Snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
optimumkromme: Diagram van de enzymactiviteit met een minimum, een optimum en een maximum.


Slide 18 - Tekstslide

Aan het (huis)werk

Lees blz. 10 t/m 13
Mk bs 11.1: opdr. 1, 2, 3, 7, 10

Oefen 
















https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Verteringsstelsel/verteringsstelsel.htm

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video