In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
COMMUNICATIE
Slide 1 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij communicatie?
Slide 2 - Woordweb
Waarom is communicatie belangrijk voor een zorgmedewerker?
Slide 3 - Woordweb
In deze les
Communicatie en interactie
Soorten communicatie
Ruis
Slide 4 - Tekstslide
Wat is communicatie?
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
Bij communicatie gaat het altijd om het uitwisselen van woorden en signalen tussen mensen. Dat kan rechtstreeks, maar steeds vaker gebruiken we hulpmiddelen als e-mail, internet etc.
Slide 5 - Tekstslide
De zorgverlener luistert aandachtig naar een cliënt die vertelt over zijn thuissituatie.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quizvraag
De leerbegeleider geeft feedback aan de student die onderuitgezakt zit en boos kijkt.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
De leerbegeleider maakt met een gebaar duidelijk dat de student nog even moet wachten op de gang. Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quizvraag
De docent mailt een student dat zij een onvoldoende heeft voor haar opdracht.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
"Je kunt niet niet communiceren"
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Dirk zegt tegen collega Jamila: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'
Wie is de zender? Wie is de ontvanger? Wat is de boodschap?
Slide 12 - Tekstslide
Interactie
Is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.
Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer.
Slide 13 - Tekstslide
Dirk zegt tegen collega Jamila: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'
Wanneer is hierbij interactie?
Slide 14 - Tekstslide
Medium
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook indirect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium.
Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.
Wat zijn voordelen? Wat zijn nadelen?
Slide 15 - Tekstslide
Welk misverstand is er hier?
Slide 16 - Tekstslide
Feedback
Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt.
Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen. Als zender heb je namelijk behoefte aan feedback, al zijn het maar kleine geluidjes zoals 'hmm' of knikjes van het hoofd.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Soorten communicatie
Eenzijdige communicatie
Tweezijdige communicatie
Verbale communicatie
Non-verbale communicatie
Slide 19 - Tekstslide
Eenzijdige communicatie
Eenrichtingsverkeer
De zender is nooit tegelijk de ontvanger
Vaak via een tussenweg en niet rechtstreeks
Tweezijdige communicatie
De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt
Er is sprake van interactie
Slide 20 - Tekstslide
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie
Slide 21 - Quizvraag
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie
Slide 22 - Quizvraag
Verbale communicatie
Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.
Non-verbale communicatie
Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.
Bewust: Bijv.: zwaaien
Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen
Slide 23 - Tekstslide
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
Slide 24 - Quizvraag
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
externe ruis interne ruis
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
00:00
Hoe voelt hij zich?
Waarom denk je dat?
Slide 29 - Tekstslide
01:05
Hoe voelt Ross zich echt?
Hoe merk je dat?
Slide 30 - Tekstslide
01:38
Wat is er met Sheldon (groene shirt) aan de hand?
Hoe merk je dit als hij spreekt?
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Woorden
Wat wordt er letterlijk gezegd.
Intonatie
Hoe wordt iets gezegd (stemgebruik).
Lichaamstaal
Welke houding, gezichtsuitdrukking en gebaren heeft iemand.