4v-B7OntstaanvanSoorten-25052021-hk

Evolutie
B7 - Het ontstaan van soorten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Evolutie
B7 - Het ontstaan van soorten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen voor deze les:
- je bent bekend met de begrippen uit B6

- je kent manieren van reproductieve isolatie en kunt beschrijven hoe dit van belang is bij het ontstaan van soorten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is waar over een populatie?
A
Kan uit individuen van verschillende soorten bestaan
B
bevat individuen die zich onderling kunnen voortplanten
C
is genetisch identiek
D
is hetzelfde als een ras

Slide 3 - Quizvraag

Als tussen twee eerder gescheiden populaties uitwisseling van genen plaatsvindt, noemen biologen dat:
A
het founder effect
B
soortsvorming
C
gene flow
D
allelfrequentie

Slide 4 - Quizvraag

Onder 'genenpool' verstaan biologen:
A
de oersoep
B
alle allelen van alle genen in een soort
C
de genetische variatie in een bepaald leefgebied
D
alle allelen van alle genen in een populatie

Slide 5 - Quizvraag

Een allelfrequentie
A
geeft aan hoe vaak een eigenschap in een populatie voorkomt
B
geeft aan hoe vaak een eigenschap in een soort voorkomt
C
geeft aan hoe vaak een allel in een populatie voorkomt
D
geeft aan hoe vaak een allel in een soort voorkomt

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer mag je rekenen met de regel van Hardy-Weinberg?
A
alleen als allelfrequenties veranderen
B
als alleen de allelfrequenties van de voorouders invloed hebben op die van het nageslacht
C
alleen als er natuurlijke selectie optreedt
D
alleen als de allelfrequentie een waarde heeft tussen 0 en 1

Slide 7 - Quizvraag

De verandering van allelfrequenties in een populatie noemen we:
A
evolutie
B
co-evolutie
C
micro-evolutie
D
macro-evolutie

Slide 8 - Quizvraag

In kleine populaties kan toeval leiden tot grote verschuivingen in allelfrequenties. Biologen noemen dat:
A
extinctie
B
inteelt
C
micro-evolutie
D
genetic drift

Slide 9 - Quizvraag

Op het Pacifische eilandje Pingelap wonen nu veel kleurenblinde mensen. Zij zijn de nazaten van 1 van slechts 20 overlevende eilandbewoners na een verwoestende cycloon in 1775. Biologen zien dit als een voorbeeld van:
A
het founder effect
B
het flessenhals effect
C
gene flow
D
reproductieve isolatie

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen voor deze les:
CHECK: je bent bekend met de begrippen uit B6

- je kent manieren van reproductieve isolatie en kunt beschrijven hoe dit van belang is bij het ontstaan van soorten

Slide 11 - Tekstslide

Ontstaan van soorten
Een nieuwe soort kn ontstaan door:

verandering van allelfrequenties binnen populaties (B6)+ REPRODUCTIEVE ISOLATIE (B7)

Slide 12 - Tekstslide

Metromuggen
Steekmuggen van de soort Culex pipiens voeden zich met bloed van vogels en soms van mensen. Als het koud wordt gaat de mug op een beschutte plek in winterrust. 
Bij de aanleg van de metro van Londen, ruim honderd jaar geleden, raakten enkele muggen ingesloten onder de grond. De omstandigheden in de metrogangen waren gunstig voor de muggen. De temperatuur is stabiel en in de winter relatief hoog. Er zijn waterplassen waarin muggen hun eitjes kunnen leggen. Vogels zijn er weinig in de tunnels. Wel veel ratten en muizen. De metromuggen voeden zich dan ook met bloed van ratten, muizen en reizigers. Ze zijn het hele jaar actief en doen niet meer aan winterrust.
Toen onderzoekers recent metromuggen samen met Culex pipiens van buiten in een kooitje stopten, bleken beide varianten elkaar niet aantrekkelijk te vinden. Metromuggen paarden alleen met andere metromuggen, buitenmuggen alleen met buitenmuggen.

Slide 13 - Tekstslide

Reproductieve isolatie:

gedurende langere tijd geen voortplanting tussen gescheiden populaties (geen gene flow dus)

Slide 14 - Tekstslide

Allopatrische soortvorming
Allo-patrisch ('ander vaderland'): geografische scheiding.

Populaties kunnen fysiek niet bij elkaar door bergen of zee (eilandjes) etc.

Slide 15 - Tekstslide

Eilandtheorie
Immigratie + extinctie -> aantal soorten per eiland

- Afstand vasteland -> eiland bepaalt immigratie
- Grootte eiland bepaalt extinctie
Evenwicht? -> immigratie = extinctie

Slide 16 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
Populaties leven wel in zelfde gebied, maar vermengen niet onderling, door bijv.:
ander uiterlijk, ander gedrag, andere ecologische niche, ander levensritme, andere bloeitijd, polyploidie, etc.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Huiswerk:
Bestuderen B7

Maken opdrachten 93 t/m 100

Slide 19 - Tekstslide