Hoofdstuk 4. Nieuw geloof, nieuw land

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

H4. Nieuw geloof, nieuw land

Slide 3 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen dat mensen door de renaissance anders dachten over het leven en de wereld
  • Je kunt twee oorzaken noemen voor de ontdekkingsreizen
  • Je kunt beschrijven welke gevolgen de komst van Europeanen had voor gebieden in Azië, Afrika en Amerika

Slide 4 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Rond 1300 kregen mensen belangstelling voor: gebouwen, kunst, verhalen en wetenschap uit de Griekse en Romeinse oudheid --> er ontstond een nieuwe cultuur: Renaissance (wedergeboorte). De cultuur uit de oudheid bloeide weer op. 
 

Slide 5 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Begon in Italië. Daar was nog veel uit de Romeinse tijd, zoals het Pantheon. Deze gebouwen werden als voorbeeld gezien. 
  • Rijke burgers begonnen anders over het leven te denken --> ze vonden het leven nu ook belangrijk , niet alleen het leven na de dood (zoals in de middeleeuwen)  
  • Mensen lieten mooie huizen bouwen en kunst maken. Ze waren trots op hun prestaties.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Ook in de wetenschap kwam er een verandering: ze verzamelden info uit de tijd van de G & R. 
  • Erasmus: hij vertaalde opnieuw een deel van de Bijbel naar het Latijn --> hij ontdekte fouten  --> geleerden werden kritischer --> ze namen niet alles aan wat de kerk beweerde --> je moest zelf nadenken

Slide 8 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Tussen 1300 en 1600 verspreidde de renaissance zich over de rest van Europa. 
  • In 1500 eindigen de middeleeuwen en begint de vroegmoderne tijd (1500-1800) 

Slide 9 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Oorzaken van ontdekkingsreizen
  • Columbus probeerde dit in 1492 maar ontdekte een nieuw continent: Amerika
  • 2 oorzaken van de ontdekkingsreizen:
1) Zelf reizen om zelf producten in te kopen (specerijen: peper, zout etc.)
Specerijen werden gebruikt als geneesmiddel en voor de smaak
2) Voor het eerst was het mogelijk grote reizen te maken (d.m.v. kompas en kaarten

Slide 10 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Oorzaken van ontdekkingsreizen 
  • Ontdekkingsreis = reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden
  •  Doel: Nieuwe route over zee naar Azië vinden

Slide 11 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Gevolgen van de ontdekkingsreizen
  • Door de komst van Europeanen, waren er grote gevolgen voor mensen in Azië, Amerika en Afrika:
1) Ze stichtten handelsposten --> met geweld dwongen ze lage prijzen af
2) Spanjaarden veroverden gebieden in Midden-en Zuid-Amerika (koloniën)
Plantages (landbouwbedrijven) werden gesticht, Indianen werden gedwongen hier te werken


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
3) De Europese cultuur (taal, geloof) verspreidt zich over de wereld. Sommige indianenculturen hielden op te bestaan (Azteken). Spanjaarden vonden die cultuur 'heidens' (niet-christelijk)

Slide 14 - Tekstslide

Een groot landbouwbedrijf, waar één product wordt verbouwd
Een gebied buiten Europa dat was veroverd en waar Europeanen het bestuur regelden en gingen wonen
Een plek aan de nieuw ontdekte kusten van Azië en Afrika die bestond uit een fort, een haven, pakhuizen en woningen.
Een reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden.
Een kruid uit Azië, dat gebruikt kan worden als geneesmiddel of in het eten.
De periode 1500-1800.
De periode (1300-1600) waarin meer belangstelling ontstond voor de oudheid en waarin de mens centraal kwam te staan. 
Renaissance
Vroegmoderne tijd 
Ontdekkingsreis
Specerij
Handelspost
Kolonie
Plantage

Slide 15 - Sleepvraag

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • In de Middeleeuwen waren veel mensen christen
  • De paus was de belangrijkste 'geestelijke'
  • De kerk werd rijk; mensen gaven grond of geld omdat ze een goed christen wilden zijn


Slide 16 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de kerk ketters bestreed
  • Je kunt met drie voorbeelden uitleggen welke kritiek Luther rond 1500 op de kerk had
  • Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de christelijke kerk ontstonden

Slide 17 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • Sommige mensen hadden kritiek op de kerk (rijkdom, luxe)
  • De kerk trad hard op tegen mensen met andere ideeën over het geloofde (ze noemden die mensen 'ketters')
  • Speciale rechtbank om ketters op te sporen: inquisitie 


Slide 18 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Kritiek op de kerk
  • Maarten Luther kwam in 1517 met kritiek op de kerk
  •  Wilde de kerk hervormen (veranderen). Zijn kritiek: 
1. Plek in hemel kopen (hij vond dat je moest bidden en goed leven)
2. Men moest de Bijbel zelf kunnen lezen --> hij vertaalde het daarom 
3. Wat niet in de Bijbel stond, moest worden afgeschaft (heiligenverering)
  • De paus was woedend op de kritiek --> Luther moest zijn woorden terugnemen --> dit deed Luther niet --> er komt een nieuwe kerk (hervorming)

Slide 19 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 20 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 21 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Er ontstonden twee stromingen binnen de christelijke kerk: katholieken en protestanten
  • Katholieken vinden dat de paus in Rome de leiding heeft over de kerk. Priesters zijn de tussenpersoon tussen God en gelovigen
  • De protestanten waren kritisch over de katholieke kerk. Naast Luther had je ook Johannes Calvijn. De hervormers hadden niet altijd dezelfde ideeën over het geloof. Er waren verschillende protestante kerken. 




Slide 22 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 23 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Voor protestanten was de Bijbel de basis van het geloof. Hun kerken waren 'sober'. 
  • De katholieke koningen probeerden het protestantisme tegen te gaan. 

Slide 24 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen aan het bestuur in de Nederlanden.
  • Je kunt twee redenen noemen waarom mensen in de Nederlanden ontevreden waren over het Spaanse bestuur.
  • Je kunt een oorzaak en een gevolg van de Beeldenstorm noemen.

Slide 25 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • In 1519 waren de Nederlanden onder bestuur van Karel V. Hij heerste over Spanje, Spaanse kolonie in Amerika, gebieden in Duitsland, Italië en de Nederlanden. 
  • Karel had een erg verbrokkeld rijk. Nederland had 17 gewesten (provincies). Elk gewest had een eigen bestuur, rechtspraak en wetten. Er waren dus veel verschillen

Slide 26 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 27 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel V stelde in elk gewest stadhouders aan. Dat waren mensen van adel die het gewest bestuurden. 
  • Ze zorgden voor orde en rust en gaven de koning advies. 
  • Willem van Oranje was stadhouder van Holland, Utrecht en Zeeland.


Slide 28 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel voerde oorlog (duur) --> hij wilde belastingen --> duurde lang --> hij wilde een centraal bestuur (in elk gewest zelfde weten en belastingen)
  • In 1555 volgt Filips II hem op
  • Filips wil ook centralisatie + de macht van de adel verkleinen
 

Slide 29 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 30 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Groeiende ontevredenheid
  • Veel mensen waren ontevreden:
1) Men (adel) wilde geen centraal bestuur en dat de koning zomaar belasting kon heffen
2) Men was tegen de vervolging van de protestanten. De koning zelf was katholiek en pakte hen streng aan



Slide 31 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 32 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Beeldenstorm
  • In 1566 kwam de uitbarsting --> opkomst van protestanten --> kerkdienst in de openlucht --> een groep begon in een klooster alles kapot te maken  --> kerken volgden --> Beeldenstorm

Slide 33 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 34 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom Willem van Oranje belangrijk was voor het begin van de Opstand.
  • Je kunt uitleggen waarom de Opstand zo lang duurde.
  • Je kunt uitleggen wat er veranderde toen de Noordelijke Nederlanden een zelfstandige staat werden.

Slide 35 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • Na de Beeldenstorm kwam hertog van Alva --> straffen en belastingen --> ontevredenheid groeit
  • Willem van Oranje vlucht --> Filips ontslaat hem als stadhouder
  • Willem is protestant en wil niet het centrale bestuur van Filips

Slide 36 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In Duitsland verzamelt Willem een leger --> 1e aanval (1568) mislukt, maar in 1572 lukt het in Den Briel
  • 'Op 1 april verloor Alva zijn bril'
  • Andere gewesten sluiten zich aan bij de Opstand

Slide 37 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 38 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In 1572 wordt Willem aanvoerder van de opstandige gewesten
  • Willem maakt het einde van de Opstand niet mee. In 1584 wordt hij vermoord

Slide 39 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
Langdurige strijd
  • Na 1572 gaat het weer mis, de Spanjaarden heroveren gebieden
  • Waarom duurde de oorlog 80 jaar? 
1) Vooral in het oosten en zuiden werd gevochten met steden die goed beschermd waren 
2) Spanje voerde ook oorlog met andere landen (schatkist raakte leeg). Huursoldaten weigerden te vechten
3) Nederland werd steeds rijker, maar niet machtig genoeg


Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek
  • Het was niet de bedoeling een zelfstandige staat te worden
  • Het aantal protestanten groeide en gewesten gingen samenwerken: 1579 Unie van Utrecht (noordelijke gewesten werken samen)
  • De gewesten verklaarden zich onafhankelijk: 1588 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Slide 42 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek

  • Geen van de landen kon de ander definitief verslaan
  • 1648 Vrede van Munster
  • Spanje erkende de Noordelijke Nederlanden als onafhankelijke staat, Zuidelijk Nederland bleef bij Spanje
  • 1588: Nederland was een Republiek (land zonder koning)

Slide 43 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek
  • Rijke burgers bestuurden de steden en gewesten. 
  • Ze namen samen beslissingen over oorlog en buitenlandse zaken. 
  • Elk gewest behield zijn eigen wetten en rechtspraak (geen centraal bestuur)

Slide 44 - Tekstslide