Hoofdstuk 4. Nieuw geloof, nieuw land

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

H4. Nieuw geloof, nieuw land

Slide 3 - Tekstslide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen dat mensen door de renaissance anders dachten over het leven en de wereld
  • Je kunt twee oorzaken noemen voor de ontdekkingsreizen
  • Je kunt beschrijven welke gevolgen de komst van Europeanen had voor gebieden in Azië, Afrika en Amerika

Slide 4 - Tekstslide

Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Rond 1300 kregen mensen belangstelling voor: gebouwen, kunst, verhalen en wetenschap uit de Griekse en Romeinse oudheid --> er ontstond een nieuwe cultuur: Renaissance (wedergeboorte). De cultuur uit de
    oudheid bloeide weer op. 
 

Slide 5 - Tekstslide

De Renaissance

  • Rijke burgers begonnen anders over het leven te denken --> ze vonden het leven nu ook belangrijk , niet alleen het leven na de dood (zoals in de middeleeuwen)  
  • Mensen lieten mooie huizen bouwen en kunst maken. Ze waren trots op hun prestaties.

Slide 6 - Tekstslide

Vernieuwde wetenschap
  • Ook in de wetenschap kwam verandering: Nieuwe informatie uit de oudheid
  • Erasmus vertaalde opnieuw de Bijbel naar het Latijn

Slide 7 - Tekstslide

Op ontdekkingsreis
  • Columbus probeerde dit in 1492 maar ontdekte een nieuw continent: Amerika
  • 2 oorzaken van de ontdekkingsreizen:
1) Zelf reizen om zelf specerijen in te kopen

2) Door nieuwe uitvindingen was het mogelijk om lange reizen te maken

Slide 8 - Tekstslide

Op ontdekkingsreis
  • Ontdekkingsreis = reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden
  •  Doel: Nieuwe route over zee
    naar Azië vinden

Slide 9 - Tekstslide

De nieuwe wereld
3 Grote gevolgen
1) Ze stichtten handelsposten
2) Spanjaarden veroverden gebieden in Midden-en Zuid-Amerika (koloniën)
Plantages (landbouwbedrijven) werden gesticht, Indianen werden gedwongen hier te werken


Slide 10 - Tekstslide

De nieuwe wereld
3) De Europese cultuur verspreidt zich over de wereld. Sommige indianenculturen hielden op te bestaan (Azteken). Spanjaarden vonden die cultuur 'heidens'

Slide 11 - Tekstslide

Een groot landbouwbedrijf, waar één product wordt verbouwd
Een gebied buiten Europa dat was veroverd en waar Europeanen het bestuur regelden en gingen wonen
Een plek aan de nieuw ontdekte kusten van Azië en Afrika die bestond uit een fort, een haven, pakhuizen en woningen.
Een reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden.
Een kruid uit Azië, dat gebruikt kan worden als geneesmiddel of in het eten.
De periode (1300-1600) waarin meer belangstelling ontstond voor de oudheid en waarin de mens centraal kwam te staan. 
Renaissance
Ontdekkingsreis
Specerij
Handelspost
Kolonie
Plantage

Slide 12 - Sleepvraag

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • In de Middeleeuwen waren veel mensen christen
  • De paus was de belangrijkste 'geestelijke'
  • De kerk werd rijk; mensen gaven grond of geld omdat ze een goed christen wilden zijn


Slide 13 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de kerk ketters bestreed
  • Je kunt met drie voorbeelden uitleggen welke kritiek Luther rond 1500 op de kerk had
  • Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de christelijke kerk ontstonden

Slide 14 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • Sommige mensen hadden kritiek op de kerk (rijkdom, luxe)
  • De kerk trad hard op tegen mensen met andere ideeën over het geloofde (ze noemden die mensen 'ketters')
  • Speciale rechtbank om ketters op te sporen: inquisitie 


Slide 15 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Kritiek op de kerk
  • Maarten Luther kwam in 1517 met kritiek op de kerk
  •  Wilde de kerk hervormen (veranderen). Zijn kritiek: 
1. Plek in hemel kopen (hij vond dat je moest bidden en goed leven)
2. Men moest de Bijbel zelf kunnen lezen --> hij vertaalde het daarom 
3. Wat niet in de Bijbel stond, moest worden afgeschaft (heiligenverering)
  • De paus was woedend op de kritiek --> Luther moest zijn woorden terugnemen --> dit deed Luther niet --> er komt een nieuwe kerk (hervorming)

Slide 16 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 17 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 18 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Er ontstonden twee stromingen binnen de christelijke kerk: katholieken en protestanten
  • Katholieken vinden dat de paus in Rome de leiding heeft over de kerk. Priesters zijn de tussenpersoon tussen God en gelovigen
  • De protestanten waren kritisch over de katholieke kerk. Naast Luther had je ook Johannes Calvijn. De hervormers hadden niet altijd dezelfde ideeën over het geloof. Er waren verschillende protestante kerken. 




Slide 19 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 20 - Tekstslide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Voor protestanten was de Bijbel de basis van het geloof. Hun kerken waren 'sober'. 
  • De katholieke koningen probeerden het protestantisme tegen te gaan. 

Slide 21 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen aan het bestuur in de Nederlanden.
  • Je kunt twee redenen noemen waarom mensen in de Nederlanden ontevreden waren over het Spaanse bestuur.
  • Je kunt een oorzaak en een gevolg van de Beeldenstorm noemen.

Slide 22 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • In 1519 waren de Nederlanden onder bestuur van Karel V. Hij heerste over Spanje, Spaanse kolonie in Amerika, gebieden in Duitsland, Italië en de Nederlanden. 
  • Karel had een erg verbrokkeld rijk. Nederland had 17 gewesten (provincies). Elk gewest had een eigen bestuur, rechtspraak en wetten. Er waren dus veel verschillen

Slide 23 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 24 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel V stelde in elk gewest stadhouders aan. Dat waren mensen van adel die het gewest bestuurden. 
  • Ze zorgden voor orde en rust en gaven de koning advies. 
  • Willem van Oranje was stadhouder van Holland, Utrecht en Zeeland.


Slide 25 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel voerde oorlog (duur) --> hij wilde belastingen --> duurde lang --> hij wilde een centraal bestuur (in elk gewest zelfde weten en belastingen)
  • In 1555 volgt Filips II hem op
  • Filips wil ook centralisatie + de macht van de adel verkleinen
 

Slide 26 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 27 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Groeiende ontevredenheid
  • Veel mensen waren ontevreden:
1) Men (adel) wilde geen centraal bestuur en dat de koning zomaar belasting kon heffen
2) Men was tegen de vervolging van de protestanten. De koning zelf was katholiek en pakte hen streng aan



Slide 28 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 29 - Tekstslide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Beeldenstorm
  • In 1566 kwam de uitbarsting --> opkomst van protestanten --> kerkdienst in de openlucht --> een groep begon in een klooster alles kapot te maken  --> kerken volgden --> Beeldenstorm

Slide 30 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 31 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom Willem van Oranje belangrijk was voor het begin van de Opstand.
  • Je kunt uitleggen waarom de Opstand zo lang duurde.
  • Je kunt uitleggen wat er veranderde toen de Noordelijke Nederlanden een zelfstandige staat werden.

Slide 32 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • Na de Beeldenstorm kwam hertog van Alva --> straffen en belastingen --> ontevredenheid groeit
  • Willem van Oranje vlucht --> Filips ontslaat hem als stadhouder
  • Willem is protestant en wil niet het centrale bestuur van Filips

Slide 33 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In Duitsland verzamelt Willem een leger --> 1e aanval (1568) mislukt, maar in 1572 lukt het in Den Briel
  • 'Op 1 april verloor Alva zijn bril'
  • Andere gewesten sluiten zich aan bij de Opstand

Slide 34 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 35 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In 1572 wordt Willem aanvoerder van de opstandige gewesten
  • Willem maakt het einde van de Opstand niet mee. In 1584 wordt hij vermoord

Slide 36 - Tekstslide

4.4 Een langdurige strijd
Langdurige strijd
  • Na 1572 gaat het weer mis, de Spanjaarden heroveren gebieden
  • Waarom duurde de oorlog 80 jaar? 
1) Vooral in het oosten en zuiden werd gevochten met steden die goed beschermd waren 
2) Spanje voerde ook oorlog met andere landen (schatkist raakte leeg). Huursoldaten weigerden te vechten
3) Nederland werd steeds rijker, maar niet machtig genoeg


Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek
  • Het was niet de bedoeling een zelfstandige staat te worden
  • Het aantal protestanten groeide en gewesten gingen samenwerken: 1579 Unie van Utrecht (noordelijke gewesten werken samen)
  • De gewesten verklaarden zich onafhankelijk: 1588 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Slide 39 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek

  • Geen van de landen kon de ander definitief verslaan
  • 1648 Vrede van Munster
  • Spanje erkende de Noordelijke Nederlanden als onafhankelijke staat, Zuidelijk Nederland bleef bij Spanje
  • 1588: Nederland was een Republiek (land zonder koning)

Slide 40 - Tekstslide

De Republiek

De Republiek
  • Rijke burgers bestuurden de steden en gewesten. 
  • Ze namen samen beslissingen over oorlog en buitenlandse zaken. 
  • Elk gewest behield zijn eigen wetten en rechtspraak (geen centraal bestuur)

Slide 41 - Tekstslide