Uitleg 7.3 en belangrijkste vragen 7.2

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe herken ik een moleculaire stof?
A
Formule: atoomsoorten van metalen en niet-metalen.
B
Formule: atoomsoorten van niet-metalen
C
Alle oxiden zijn een moleculaire stof
D
Door een magneet erbij te houden.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom geleiden moleculaire stoffen geen stroom?
A
Dan test je de verkeerde fase.
B
Zij bestaan uit moleculen.
C
Zij bestaan uit ongeladen deeltjes.
D
Hier hebben zij water voor nodig.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke molecuul heeft de sterkste VanderWaals-binding?
A
Links
B
Midden
C
Rechts
D
Geen idee

Slide 9 - Quizvraag

Planning
Herhalen van Par. 7.3 op blz. 209
Par. 7.3 verder uitleggen:
-atoombinding
-hydrofiel en hydrofoob

GSM niet nodig vandaag

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling vorige lessen
- Elektrisch geleidingsvermogen
- Binding tussen metaalionen
- Moleculaire stof
- Binding tussen moleculen


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een atoombinding?
A
Het streepje tussen de atomen.
B
Covalentie
C
Een aan elkaar gebonden atomenpaar.
D
Een gedeeld elektronenpaar

Slide 14 - Quizvraag

Pak je periodiek systeem erbij: wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Pak je periodiek systeem erbij: wat is de covalentie van zwavel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
in stilte
Wat
Lezen §7.3  (tot hydrofiel en hydrofoob) 
Maken opdr. 19, 20 a en b, 21 t/m 26., 29. 30 en 32 op blz. 214

Waar: in je schrift

Hulp: boek, docent (steek je hand op)

Huiswerk: Zie hierboven.
Klaar?  Werk aan je samenvatting van H 7.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 8 (a): wat is het atoomnummer van Zink?
A
65
B
18
C
30
D
20

Slide 24 - Quizvraag

Vraag 8 (a): Wat is de groep van het periodiek systeem van Zilver?
A
10
B
12
C
11
D
13

Slide 25 - Quizvraag

Antwoord op vraag 8c
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 8 (b): Benaming voor water uit een grot?
A
grondwater
B
oppervlaktewater
C
regenwater
D
zeewater

Slide 27 - Quizvraag

Antwoord op vraag 8(d)
A
massa
B
11 m hoog en volume 24m3
C
calciumsulfaatdihydraat
D
dichtheid

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 11(a) Hoe komt het dat het element goud in de aardkorst voorkomt en het element natrium niet?

Slide 29 - Woordweb

Antwoord vraag 11(b) : Hoe leg je uit of de atoomsoort natrium in de aardkorst voorkomt?

Slide 30 - Woordweb

Vraag 12a
A
Lager dan 97.5
B
Hoger dan 883
C
tussen 97.5 en 883
D
Hoger dan 97.5

Slide 31 - Quizvraag

Vraag 12b
A
water
B
schuim
C
zand
D
branddeken

Slide 32 - Quizvraag

Vraag 12c
A
verbranding
B
ontleding
C
zuur-base
D
redox

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 12d
A
Ontstaan van explosief H2
B
Natrium explodeert dan
C
Het water verdampt en neemt de brandende vloeistof mee.
D
Het water verspreid het natrium.

Slide 34 - Quizvraag

Vraag 14 a
A
regering
B
legerin
C
legering
D
regerin

Slide 35 - Quizvraag

Vraag 14b
A
legering van koper en magnesium
B
legering van koper en cadmium
C
legering van koper en aluminium
D
legering van koper en strontium

Slide 36 - Quizvraag

Vraag 14c
A
ja dat kan, het zijn zeer duurzame pannen
B
ja dat kan, het smelttraject ligt hoog genoeg.
C
nee, de pan zal dan smelten
D
nee, aluminium is niet magnetisch

Slide 37 - Quizvraag

Vraag 15
A
Het metaalrooster van koper bevat dan ook kleinere Sn-atomen
B
Het metaalrooster van koper bevat dan ook grotere Sn-atomen
C
Het metaalrooster van Brons bevat dan ook kleinere Sn-atomen
D
Het metaalrooster van Brons bevat dan ook grotere Sn-atomen

Slide 38 - Quizvraag

Vraag 16
A
Metaalpoeders hebben geen nieuwe eigenschappen.
B
Metaalpoeders hebben een veel grotere verdelingsgraad.
C
De verschillende metaalatomen zijn door-en-door gemengd bij legering
D
De deeltjes van een legering zitten vast in een rooster.

Slide 39 - Quizvraag

Vraag 17
A
(45*12.3)/100=5.5
B
(100/12.3)/45=0.18
C
(12.3/45)*100=27.3
D
45/12.3=3.7

Slide 40 - Quizvraag

Vraag 18a
A
metalen smelten en mengen
B
metalen samen condenseren
C
metalen mengen en afkoelen
D
metalen smelten-mengen-afkoelen

Slide 41 - Quizvraag

Vraag 18b+c
A
buigzaam, dit moet een zwaard ook zijn.
B
geleiden, voordeel in het zwaardgevecht
C
vervormbaar, wat een zwaard ook moet zijn
D
glanzend, wat een zwaar moet zijn.

Slide 42 - Quizvraag

Vraag 18d
A
0.6/100= 0.006
B
0.6/1000=0.0006
C
100*0.6/1000=0.6
D
0.6*100=6...

Slide 43 - Quizvraag

Siliciumcarbide is een
A
metaal, formule bestaat alleen uit niet-metalen
B
zout, formule bestaat uit metaal en niet-metaal
C
Mol. stof: formule best. uit niet-metalen.

Slide 44 - Quizvraag