Th2 Bs1 + Bs2 Het oog deel 2

Goede morgen!
Plan van vandaag:

-herhalen B2 deel 1
-bespreken B2 deel 2


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Goede morgen!
Plan van vandaag:

-herhalen B2 deel 1
-bespreken B2 deel 2


Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Iemand leest een boek.
A
De lens is hol Lensbandjes zijn strak
B
De lens is hol, lensbandjes zijn minder strak
C
De lens is bol Lensbandjes zijn strak
D
De lens is bol, lensbandjes zijn minder strak

Slide 3 - Quizvraag

Welke oogafwijking zal het gevolg zijn van de vormverandering van de oogbol, en welke lenzen kunnen deze afwijking verhelpen?
A
Bijziendheid, negatieve lenzen
B
Bijziendheid, positieve lenzen
C
Verziendheid, negatieve lenzen
D
Verziendheid, positieve lenzen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
oogreflex
B
pupilreflex
C
accomoderen
D
accomodatiereflex

Slide 5 - Quizvraag

Nieuwe stof, deel 2 B2

Slide 6 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 7 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 8 - Tekstslide

De pupilreflex

Slide 9 - Tekstslide

Het netvlies

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Het netvlies

Slide 12 - Tekstslide

Gele vlek:
Licht op het netvlies
Alleen maar kegeltjes

Blinde vlek:
Op het netvlies
Geen staafjes en kegeltjes:
Oogzenuw gaat hier het oog uit!

Slide 13 - Tekstslide

Verdeling staafjes en kegeltjes

Slide 14 - Tekstslide

Ligging en functie van staafjes en kegeltjes 
Staafjes:
Kegeltjes
overal op netvlies
Gele vlek
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
zwart/wit, contrast
Kleur

Slide 15 - Tekstslide

Netvlies

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Ontdek je blinde vlek
Bedek je linker oog.
Neem 40 cm afstand van het scherm.
Kijk met je rechter oog intensief naar het plusteken in de afbeelding.
In je ooghoek zie je de stip, wees je hiervan bewust zonder naar de stip te kijken.
Breng je hoofd langzaam dichterbij het scherm terwijl je naar de plus blijft kijken. Op een gegeven moment zal de stip uit je ooghoek verdwijnen. 
Breng je hoofd nog dichterbij het scherm en hij zal weer verschijnen.

Slide 18 - Tekstslide

De blinde vlek-test

Slide 19 - Tekstslide

Stereoscopie

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat gebeurt er in het netvlies?
A
Beelden worden omgezet in lichtprikkels.
B
Berichten uit de hersenen worden omgezet in beelden.
C
Lichtprikkels worden opgevangen en als impulsen doorgestuurd naar de hersenen.
D
Scherpe beelden worden opgevangen en als lichtprikkels doorgestuurd naar de hersenen.

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
oogreflex
B
pupilreflex
C
accomoderen
D
accomodatiereflex

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet het als de lens van vorm veranderd?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren

Slide 24 - Quizvraag

Welke lens heb je nodig als je bijziend ben
A
negatief
B
positief

Slide 25 - Quizvraag

Oudere mensen die niet goed kunnen lezen zijn.......
A
Bijziend
B
Nachtblind
C
Kleurenblind
D
Verziend

Slide 26 - Quizvraag

Kringspieren in je iris zorgen voor?
A
pupilreflex: pupil verkleinen
B
pupilreflex: pupil vergroten
C
accommoderen: lens boller
D
accommoderen: lens platter

Slide 27 - Quizvraag

Op deze plek liggen de meeste kegeltjes
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies
D
iris

Slide 28 - Quizvraag

In je oog gaat het licht achtereenvolgens door:
A
Pupil - hoornvlies - lens - glasachtig lichaam - netvlies
B
Hoornvlies - lens - pupil - glasachtig lichaam - netvlies
C
Hoornvlies - pupil - lens - glasachtig lichaam - netvlies
D
Hoornvlies - pupil - lens - netvlies - glasachtig lichaam

Slide 29 - Quizvraag

Nummer 3 is ?
A
vaatvlies
B
iris
C
hoornvlies
D
pupil

Slide 30 - Quizvraag

Om kleuren te zien, zitten er op je netvlies 3 soorten ...
A
kogeltjes
B
streepjes
C
staafjes
D
kegeltjes

Slide 31 - Quizvraag

Als je kleurenblind bent, kan je bepaalde kleuren niet zien.
Wat werkt er dan minder goed?
A
Kegeltjes
B
Staafjes

Slide 32 - Quizvraag

Hoe kan het dat wij een sinaasappel als oranje zien?
A
omdat hij alle kleuren absorbeert
B
omdat hij alle kleuren weerkaatst
C
omdat hij alleen oranje absorbeert
D
omdat hij alleen oranje weerkaatst

Slide 33 - Quizvraag

hoornvlies
pupil
harde oogvlies
ooglid
wimpers
iris
wenkbrauw

Slide 34 - Sleepvraag

Welk onderdeel geeft je oog kleur?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 35 - Quizvraag

Van buiten naar binnen kom je in je oog drie lagen tegen, wat is de juiste volgorde?
A
Netvlies, Vaatvlies, harde oogvlies
B
Vaatvlies, Netvlies, harde oogvlies
C
Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies

Slide 36 - Quizvraag

In welk deel van je netvlies liggen geen kegeltjes en geen staafjes?
A
gele vlek
B
blinde vlek

Slide 37 - Quizvraag

Met welk onderdeel in de ogen is er iets mis bij kleurenblindheid?
A
Bloedvaten in het vaatvlies
B
Hoornvlies
C
Staafjes in het netvlies
D
Kegeltjes in het netvlies

Slide 38 - Quizvraag

Het gekleurde deel in je oog heet
A
Iris
B
oogwit
C
pupil
D
netvlies

Slide 39 - Quizvraag

Op welke plek zitten geen zintuigcellen?
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies
D
vaatvlies

Slide 40 - Quizvraag

Pietertje loopt in de schemering. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
alleen de kegeltjes
C
alleen de staafjes
D
geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 41 - Quizvraag

Welk type zenuwcel heeft de laagste drempelwaarde: Staafjes of Kegeltjes
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 42 - Quizvraag

De proefpersoon kijkt naar punt 1 en houdt het linkeroog
gesloten.
In het linkerdeel van het netvlies van zijn rechteroog
ontstaan 1..... impulsen.
In het rechterdeel van het netvlies van zijn rechteroog
ontstaan 2..... impulsen.
A
1 geen 2 geen
B
1 wel 2 wel
C
1 geen 2 wel
D
1 wel 2 geen

Slide 43 - Quizvraag

De oogzenuw op plaats Q is doorgesneden.

Welk deel van het gezichtsveld zal deze
persoon niet meer waarnemen?
A
Rechterdeel
B
Linkerdeel
C
Zowel links als rechts

Slide 44 - Quizvraag

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Deze hebben geen myelineschede en zijn daardoor zeer gevoelig. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op.

Welke reflex treedt dan op?
A
Hoornvliesreflex
B
Ooglidreflex
C
Pupilreflex
D
Oogzenuwreflex

Slide 45 - Quizvraag

Wat zijn de effectoren bij deze reflex en wat is het nut van deze reflex?
A
Spieren in het hoornvlies
B
Spieren in de les
C
Spieren in de pupil
D
Spieren in het ooglid

Slide 46 - Quizvraag

Het hoornvlies bestaat uit dekweefselcellen. Het is geheel doorzichtig en bevat geen bloedvaten.

1. Van waaruit wordt het hoornvlies aan de buitenkant voorzien van zuurstof?
2. En van waaruit aan de binnenkant?
A
1. uit de lucht 2. uit de voorste oogkamer
B
1. uit de lucht 2. uit het bloed in het vaatvlies
C
1. uit het traanvocht 2. uit de voorste oogkamer
D
1. uit het traanvocht 2. uit het bloed in het vaatvlies

Slide 47 - Quizvraag

Een albino kan door een erfelijke afwijking geen pigment maken. Hierdoor heeft een albino een heel witte huid en witte haren en de ogen hebben een rode iris.

Waardoor is de iris van een albino rood?
A
Geen pigment dus de bloedvaten zijn zichtbaar
B
Geen pigment dus alleen rode kegeltjes zijn zichtbaar
C
Geen pigment dus het netvlies weerkaats rood licht terug
D
Geen pigment dus altijd zijn ogen ontstoken

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Maken B2 vraag 16 t/m 21
timer
5:00

Slide 50 - Tekstslide