haben -
gehabt - Ich habe
gehabt. (Ik heb gehad.)
en wat is jij hebt gehad?
sein - gewesen - Ich bin gewesen. ( Ik ben geweest.)
wat is hij is geweest?
werden - geworden - Ich bin geworden. ( Ik ben geworden.)
en wat is jullie zijn geworden?
zwakke werkwoorden: ge + stam + t bijv: Ich habe gewohnt.