1.4 Help, de prijzen stijgen!

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 22 en open je schrift voor een opdracht.




1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 22 en open je schrift voor een opdracht.




Slide 1 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen paragraaf 1.3
  2. Uitleg paragraaf 1.4
  3. Zelfstandig werken (& nakijken 1.3)

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen 1.3
  1. Je kunt uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te stellen.
  2. Je kunt uitleggen wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn.
  3. Je kunt het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
  4. Je kunt prijsveranderingen berekenen in procenten en als indexcijfers.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4
𑿱 Je kunt oorzaken van inflatie noemen.
𑿱 Je kunt het cpi en de inflatie berekenen.
𑿱 Je kunt uitleggen wat gevolgen van inflatie zijn.
𑿱 Je kunt uitleggen hoe lonen en prijzen elkaar beïnvloeden.

Slide 4 - Tekstslide

Waardoor stijgen de
prijzen?
Koopkracht = de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

Door stijging van je netto inkomen neemt je koopkracht toe.
Door inflatie neemt je koopkracht af.

Prijzen kunnen stijgen…
  • als de vraag sneller stijgt dan het aanbod.
  • als de productiekosten stijgen. Bijvoorbeeld door loonstijgingen. Producenten berekenen de hogere kosten door in de verkoopprijzen.
  • als ingevoerde grondstoffen duurder worden. Bijvoorbeeld stijging van de olieprijs.
  • als de overheid belastingtarieven verhoogt. Bijvoorbeeld verhoging btw-tarief.





Stap 1: Maak opgave 1 t/m 3 op blz. 22
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00
Inflatie & deflatie
Inflatie = een algemene stijging van de prijzen.
Deflatie = een algemene daling van de prijzen.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt de inflatie
berekend?
  • Het CBS onderzoekt elke maand de prijsstijging van vrijwel alle goederen en diensten.
  • Hiermee berekent het CBS het consumentenprijsindexcijfer (cpi).
  • Met het cpi kun je de inflatie bepalen ten opzichte van het basisjaar:


Stap 1: Maak opgave 4 t/m 6 op blz. 23-24
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00

Slide 6 - Tekstslide





Leerdoelen 1.3 & 1.4 deel 1
timer
4:00
Stap 1: Maken opgave 15 blz. 33
Stap 2: Maak opgave 14 op blz. 31

Slide 7 - Tekstslide

Stel: jouw inkomen stijgt met 2,5%.
De inflatie is 1%.
Met hoeveel % daalt of stijgt jouw koopkracht?

Slide 8 - Woordweb

Gevolgen van inflatie
  • Een inkomensstijging van bijvoorbeeld 2,5% is een nominale stijging.
  • Bij een inflatie van bijvoorbeeld 1% neemt je koopkracht dan met 1,5% toe. Dit is een reële stijging.
  • Geldontwaarding = het geld wordt minder waard. Als er inflatie is, kun je met één euro steeds minder kopen. De koopkracht van de euro daalt.
  • Door inflatie in Nederland kan de concurrentiepositie 
     ten opzichte van het buitenland verslechteren.






Stap 1: Maak opgave 7 t/m 9 op blz. 24-25
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

Hogere prijzen,
hogere lonen?
  • Inflatie > loonstijging -> koopkracht daalt.
  • Vakbonden willen prijscompensatie:   lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
  • Voor werkgevers stijgen de loonkosten.   Die berekenen zij door in de prijzen.
  • Door hogere prijzen neemt de inflatie toe.
  • Vakbonden willen weer prijscompensatie    etc. etc.
  • Er ontstaat een loon-prijsspiraal = een vicieuze cirkel van loon- en prijsstijgingen.

Stap 1: Maak opgave 10 & 11  op blz. 25
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00
Vicieuze cirkel
De oorzaak van het ene probleem is een gevolg van een ander probleem.

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maak opgave 2 t/m 4 & 6 t/m 11 op blz. 22-25
Stap 2: Maak opgave 4,10,11,16,17 op blz. 32-33

Stap 3: Maken 1.4 op blz. 26
Stap 4: Maken 1.4 op blz. 29

Stap 1 en 2 zijn huiswerk!


timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 33 en open je schrift voor een opdracht.




Slide 12 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen paragraaf 1.3 & 1.4 deel 1
  2. Uitleg paragraaf 1.4 deel 2
  3. Zelfstandig werken (& nakijken 1.4 deel 1)

Slide 13 - Tekstslide





Leerdoelen 1.3 & 1.4 deel 1

𑿱 Je kunt oorzaken van inflatie noemen.
𑿱 Je kunt het cpi en de inflatie berekenen.
𑿱 Je kunt prijsveranderingen berekenen in procenten en als      indexcijfers.



timer
3:00
Stap 1: Maak opgave 15 & 13 op blz. 33
Stap 2: Maken 1.3 & 1.4 blz. 2

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 2 par. 1.4 blz. 22
Kwam in de periode 2015-2020 deflatie voor in ons land? Zo ja, in welk jaar?

Slide 15 - Tekstslide

Deze les
Leerdoelen 1.4 deel 2

𑿱 Je kunt uitleggen wat gevolgen van inflatie zijn.
𑿱 Je kunt uitleggen hoe lonen en prijzen elkaar
    beïnvloeden.


Slide 16 - Tekstslide

Stel: jouw inkomen stijgt met 2,5%.
De inflatie is 1%.
Met hoeveel % daalt of stijgt jouw koopkracht?

Slide 17 - Woordweb

Gevolgen van inflatie
  • Een inkomensstijging van bijvoorbeeld 2,5% is een nominale stijging.
  • Bij een inflatie van bijvoorbeeld 1% neemt je koopkracht dan met 1,5% toe. Dit is een reële stijging.
  • Geldontwaarding = het geld wordt minder waard. Als er inflatie is, kun je met één euro steeds minder kopen. De koopkracht van de euro daalt.
  • Door inflatie in Nederland kan de concurrentiepositie 
     ten opzichte van het buitenland verslechteren.






Stap 1: Maak opgave 7 t/m 9 op blz. 24-25
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Hogere prijzen,
hogere lonen?
  • Inflatie > loonstijging -> koopkracht daalt.
  • Vakbonden willen prijscompensatie:   lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
  • Voor werkgevers stijgen de loonkosten.   Die berekenen zij door in de prijzen.
  • Door hogere prijzen neemt de inflatie toe.
  • Vakbonden willen weer prijscompensatie    etc. etc.
  • Er ontstaat een loon-prijsspiraal = een vicieuze cirkel van loon- en prijsstijgingen.

Stap 1: Maak opgave 10 & 11  op blz. 25
Stap 2: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 3: Maken 1.4 op blz. 29

timer
4:00
Vicieuze cirkel
De oorzaak van het ene probleem is een gevolg van een ander probleem.

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maak opgave 15 op blz. 33
Stap 2: Maak opgave 9 & 10 op blz. 25
Stap 3: Maak opgave 16 & 17 op blz. 33
Stap 3: Maak de rest van de opgave op blz. 22-25
Stap 4: Maken 1.4 op  blz. 26
Stap 5: Maken 1.4 op blz. 29

timer
7:00

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4 herhalen:
𑿱 Je kunt oorzaken van inflatie noemen.
𑿱 Je kunt het cpi en de inflatie berekenen.
𑿱 Je kunt uitleggen wat gevolgen van inflatie zijn.
𑿱 Je kunt uitleggen hoe lonen en prijzen elkaar 
    beïnvloeden.

Slide 21 - Tekstslide