HV3 P4.4 stabiele constructies IV verkort

P4.4 stabiele constructies IV
hv 3 - natuurkunde overal
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

P4.4 stabiele constructies IV
hv 3 - natuurkunde overal

Slide 1 - Tekstslide

Soms is de ondergrond het probleem.....

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen P4.4
  1. Oorzaken noemen voor het omvallen van een constructie
  2. Uit een tekening bepalen of een voorwerp om zal vallen 
  3. Eenvoudige berekeningen maken met druk, kracht en oppervlak
  4. Uit een rijkwijdtediagram aflezen hoe groot de maximale belasting van een machine is

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is het niet handig om naaldhakken te dragen op het strand?

Slide 4 - Tekstslide

Wegzakken in de bodem....
Soms is de bodem zacht zoals sneeuw of zand. Als je dan naaldhakken draagt, zal je snel wegzakken. Wanneer je sneeuwschoenen draagt, zak je niet weg. De oppervlakte van je schoen is belangrijk bij het wegzakken.

Oppervlakte (A) meet je in m²

Slide 5 - Tekstslide

De dikke en de dunne hebben dezelfde schoenmaat. Wie zakt er eerder weg in een moeras?
A
de dikke
B
de dunne

Slide 6 - Quizvraag

Massa (en dus gewicht)
Massa meet je in kilogram
Gewicht meet je in Newton 
(gewicht = zwaartekracht)

Hoe groter het gewicht van een mens, hoe eerder deze wegzakt in de bodem. 

Gewicht (Fz) meet je in Newton (N)

Slide 7 - Tekstslide

Druk (p)
Wanneer je het gewicht (de kracht) deelt door het oppervlak krijg je de druk.
In het engels is druk 'pressure', vandaar de afkorting p.

De druk (p) meet je in newton per vierkante meter (N/m²).


Slide 8 - Tekstslide

Een dame heeft een massa van 50 kg. De naaldhak heeft een afmeting van 1 x 1 cm.

Wat is de druk?

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord op vorige slide (met berekening en eenheid!)

Slide 10 - Open vraag

Een dame heeft een massa van 50 kg. De rechterhak heeft een afmeting van 5 x 5 cm.

Hoeveel kleiner of groter is nu de druk vergeleken met de naaldhak van 1 x 1 cm?

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord op vorige slide (hoeveel groter/kleiner? met berekening)

Slide 12 - Open vraag

Vwo vraag 47

Slide 13 - Open vraag

Leerdoel 3: Eenvoudige berekeningen maken met druk, kracht en oppervlak.
Als de oppervlakte groter wordt, wordt de druk:
A
Groter
B
Kleiner

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoel 3: Eenvoudige berekeningen maken met druk, kracht en oppervlak.
Als de kracht groter wordt, wordt de druk:
A
Groter
B
Kleiner

Slide 15 - Quizvraag

Tips en tops?

Slide 16 - Open vraag