- Herhaling poëzie: wat weet je nog? - Nakijken opdr. 49
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Vandaag
- Herhaling poëzie: wat weet je nog? - Nakijken opdr. 49
Slide 1 - Tekstslide
Welk begrip hoort er bij de volgende definitie? Een zin gaat verder op de volgende versregel.
Slide 2 - Open vraag
Het mooiste werk: Grieks in het eerste jaar. Het Griekse alfabet staat op het bord. 'Kijk, kinderen, ψ: dat is een kandelaar. Maak dat de Omega gaaf getrokken wordt.'
Welk rijmschema herken je?
A
Gepaard
B
Gekruist
C
Omarmend
Slide 3 - Quizvraag
Wat voor soort eindrijm herken je? "Mensen lijken te kijken Maar ik wil ze ontwijken."
A
Mannelijk / staand
B
Vrouwelijk / slepend
C
Glijdend
Slide 4 - Quizvraag
Wat voor soort rijm herken je?
A
Eindrijm
B
Beginrijm
C
Alliteratie
D
Er is geen rijm.
Slide 5 - Quizvraag
"Ik heb een eeuw staan wachten." Welke stijlfiguur herken je?
A
Hyperbool
B
Inversie
C
Tegenstelling
D
Vooropplaatsing
Slide 6 - Quizvraag
"Hij is niet helemaal …" Welke stijlfiguur herken je?
A
Ellips
B
Omkering
C
Opsomming
D
Tegenstelling
Slide 7 - Quizvraag
Bij beeldspraak gebruik je de taal letterlijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Beeldspraak
Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken ;
Figuurlijk taalgebruik
Slide 9 - Tekstslide
Vergelijking
Een vorm van beeldspraak
Het bestaat uit twee onderdelen:
Slide 10 - Tekstslide
Jij bent zo rood als een tomaat.
Voorbeeld.
Slide 11 - Tekstslide
Vergelijking
Het bestaat uit twee onderdelen:
1) Het object / het bedoelde.
Slide 12 - Tekstslide
Jij (= object) bent zo rood als een tomaat.
Slide 13 - Tekstslide
Vergelijking
Het bestaat uit twee onderdelen:
2) Het beeld
Slide 14 - Tekstslide
Jij bent zo rood als een tomaat (=beeld).
Slide 15 - Tekstslide
Het woordje '(zo)als' verbindt het beeld en het object met elkaar.
Slide 16 - Tekstslide
Het woordje '(zo)als' verbindt het beeld en het object met elkaar.
Maar het kan ook zonder het verbindingswoordje als!
Slide 17 - Tekstslide
Ruim jij je kamer, die zwijnenstal, eens op!
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het object in de zin: "Ruim jij je kamer, die zwijnenstal, eens op!"