THEO les 1: Celleer

 Celleer = cytologie
Leerlijn algemene theorie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

 Celleer = cytologie
Leerlijn algemene theorie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Uitleg over de leerlijn 
  • Eindtermen en planning - boek
  • Communicatie - schoolmail 

Lesopbouw: 
  • Welkom
  • Onderwerp met leerdoelen: de cel
  • Aantekeningen maken - Lessenup/ boord 
  • Verwerkingsopdracht 
  • Wat heb je geleerd?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerlijn
Algemene theorie: 
Duur: 
  • 3 lesuren per week 
  • 1 heel schooljaar lang - examen december 2024
0nderwerpen:
  • 8 onderwerpen 
  • Afsluiting per onderwerp met een formatieve toets
  • Cijfer zichtbaar Eduarte app
  • Gemiddelde 5,5 
  1. Cel en weefsels
  2. Huidlagen en zweetklieren
  3. Stofwisseling en spijsvertering
  4. Bloed en lymfe
  5. Ademhaling
  6. Uitscheiding
  7. Hormonen
  8. Zenuwen

Slide 3 - Tekstslide

Studenten met elkaar informatie laten verzamelen.
- Wie heeft er kennis  opgedaan van een andere opleiding over het menselijk lichaam
- Wat zie je op het plaatje?
- Waarom is deze leerstof belangrijk voor het vak als schoonheidsspecialiste 
Doelstelling
  • kun je uitleggen wat cellen zijn
  • weet je uit welke delen cellen zijn opgebouwd
  • weet je hoe lichaamscellen zich vermeerderen door mitose 
  • ken je het verschil tussen mitose en meiose 
  • ken je het verschil tussen osmose en diffusie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cel 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De cel
Cel = het kleinste levendige organisme die alle levensprocessen bezit: stofwisseling, delen, groei
Organisme: levend wezen zoals mens, dier, plant, bacteriën e.d.

Alle levendige organisme zijn opgebouwd uit cellen. 
Sommige bestaan uit 1-cel, ééncellig. De meeste bestaan uit meer cellen, meercellig.

Slide 7 - Tekstslide

W = wat
B = bouw
T = taak of functie
H = hoe 
L = ligging

Maak een tekening van de tekst en zet daaromheen de belangrijkste onderdelen 
Bouw van de cel:
  1. Celmembraan
  2. Cellichaam = cytoplasma
  3. Centraallichaampje
  4. Celkern = nucleus

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Membraan
Membraan = celwand/ celvlies
Opbouw: Eiwitten en vetten
Taak: stofwisseling! Het doorlaten van voedingsstoffen en zuurstofgas  en stuurt afvalstoffen en koolstofdioxide naar buiten - semipermeabel = halfdoorlatend
Ligging: om de cel heen en om de celkern heen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Cellichaam
Opbouw: Cytoplasma bestaande uit 75% water en 25% voedingsstoffen en organellen
Functie: stofwisseling en energievoorziening 
Ligging: binnen het celmembraan

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen protoplasma
Solvorm

  • Vloeibare vorm
  • Optimale vorm
  • 60 tot 70% water

Gelvorm

  • Gelei- achtige vorm
  • Minder vochtrijk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Centraallichaampje
Ligging: in het cytoplasma BIJ de celkern

 Functie:

Ze spelen een belangrijke rol bij de celdeling (voortplanting)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Celkern
= nucleus
Opbouw:
  • kernmembraan
  • kernplasma = nucleoplasma = cytoplasma
  • chromatine - erfelijk materiaal - DNA

Ligging: in het cytoplasma van de cel

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Functie:
  • informatie en besturingscentrum van de cel. Afhankelijk van de soort cel
  • animale levensverrichtingen: reactie op veranderingen binnen de omgeving: bewegen en reacties op prikkels
  • vegetatieve levensverrichtingen:  processen waardoor je in leven blijft: stofwisseling, groei en voortplanting 
Levensverrichtingen = levensfunctie
In de biologie gaat dit over lichamelijke processen waardoor er leven is. Denk aan stofwisseling, groei, prikkelbaarheid, beweging e.d.

Slide 14 - Tekstslide

animale levensverrichtingen: de cel heeft het vermogen te veranderen op invloeden vanuit de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan verbranden van je hand tijdens het koken. reacties op prikkels binnen ons vermogen/ wil. willekeurige deel van onze hersenen

Vegetatieve levensverrichtingen: de cel heeft het vermogen vanuit zichzelf processen te reguleren. Het zorgt ervoor dat het lichaam kan blijven leven. Denk aan hartritme, stofwisseling, groei en voortplanting. Deze processen vinden plaats buiten onze wil. 


Opdracht 
Lees op blz. 21 onderwerp osmose en diffusie. Onderstreep de belangrijke woorden/ zinnen.

Maak vervolgens een korte samenvatting waarin je uitleg geeft over het verschil tussen osmose en diffusie 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Kinetische energie is bewegingsenergie 
(Semi)permeabel 
Osmose:
water wat zich door de celwand verplaats zonder de opgeloste stoffen zoals zouten en suiker

Diffusie: 
deeltjes die zich verplaatsen van hoog naar laag, zoals gas (zuurstof)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het membraan?
A
Alle stoffen doorlaten
B
Selectief stoffen doorlaten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar bestaat cytoplasma voor het grootse gedeelte uit?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Lipoïden (vetstoffen)
D
Water

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van de cel is belangrijk bij voortplanting?
A
Cellichaam
B
Celkern
C
Celmembraan

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in de cel zit chromatine?
A
In de celkern
B
In het cellichaam
C
In het cytoplasma

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor nucleus?
A
Chromatine
B
Celkern
C
Cellichaam

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Celdeling 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celdeling
te verdelen in:
  1. directe celdeling: alleen mogelijk bij eencellige-organisme. Zowel cellichaam als celkern delen zich tegelijkertijd
  2. indirecte celdeling: meercellige-organisme zoals de mens. eerst deling celkern daarna pas cellichaam 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

indirecte celdeling te verdelen in:
mitose: gewone celdeling in lichaamscellen zoals spier-, huid- en bloedcellen. Na de celdeling is er een exacte kopie ontstaan met hetzelfde DNA als de moedercel. 
meiose = reductiedeling: 
Vindt plaats bij geslachtscellen, eicel en zaadcel. Tijdens dit proces halveren de chromosomen zich. 23 chromosomen in de eicel en 23 chromosomen in de zaadcel. Samen 46 chromosomen bij een bevruchting 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Chromatine
  • Eiwitkorrels van hoog gekwalificeerd eiwit
  • Ze vormen chromosomen 

Locatie: in de celkern

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen
  • Chromosomen bestaan uit DNA.
  • In bepaalde delen van het DNA zit erfelijke informatie -> de genen. 

Een menselijke celkern bevat 46 chromosomen (23 paren).

Chromosomen hebben ieder twee identieke delen: chromatiden

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies