NW_1A Thema 1: Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?
In deze les maken jullie kennis met de wetenschappelijke onderzoeksmethode, maar waar begint een goed onderzoek?
A
Opschrijven wat je nodig hebt.
B
Opstellen van een hypothese.
C
Bedenken van een onderzoeksvraag.
D
Je begint gewoon.
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
In deze les maken jullie kennis met de wetenschappelijke onderzoeksmethode, maar waar begint een goed onderzoek?
A
Opschrijven wat je nodig hebt.
B
Opstellen van een hypothese.
C
Bedenken van een onderzoeksvraag.
D
Je begint gewoon.
Slide 1 - Quizvraag
Stap 1: Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 2 - Tekstslide
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Een blikje cola light is lichter dan een blikje gewone cola.
B
Is een blikje cola light lichter dan een blikje gewone cola?
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Is er water op de maan?
B
Vanaf welke temperatuur smelt ijs bij normale omstandigheden in België?
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Als er 10 kippen in mijn kippenhok zitten en er passeert dagelijks een blaffende hond, leggen de kippen dan nog genoeg eieren om choomousse voor 4 personen te maken en smaakt die chocomousse nog even lekker?
B
Hoeveel eieren leggen de 3 kippen op school gemiddeld gedurende één week?
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Beschimmelen mijn boterhammen sneller in de ijskast of op kamertemperatuur?
B
Beschimmelen boterhammen snel?
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Welke soorten bomen, struiken en kruiden komen er voor?
B
Welke 3 soorten bomen groeien er op de speelplaats?
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Hoeveel leerlingen in deze klas zouden graag natuurwetenschappen in het Engels krijgen?
B
Spreekt je leerkracht natuurwetenschappen ook vloeiend Engels op reis?
Slide 9 - Quizvraag
Elk wetenschappelijk onderzoek begint met het stellen van een goede onderzoeksvraag, waarop je een antwoord of een besluit formuleert.
Een goede onderzoeksvraag is:
1) SPECIFIEK: Het is exact duidelijk wat je gaat onderzoeken.
2) ENKELVOUDIG: Er wordt maar 1 vraag gesteld.
3) MEETBAAR: Je kan iets meten.
4) UITVOERBAAR: Je kan het uitvoeren in de klas en binnen de tijd!
Slide 10 - Tekstslide
Stap 2: Hoe bedenk je een hypothese (= veronderstelling)?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Een hypothese is een voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag. Je bedenkt ze op basis van informatie of vanuit eigen ervaring en kennis. Het is meer dan een gokje wagen.
Let op!
Bij elke onderzoeksvraag zijn er meerdere hypothesen mogelijk?
Slide 13 - Tekstslide
Stap 3: Hoe bepaal je de benodigdheden?
Met het experiment onderzoek je hoe een boon kan uitgroeien, hoelang het duurt voor de plant blaadjes vormt en in welke richting de wortels groeien
Slide 14 - Tekstslide
Aan de hand van een werkwijze bepaal je de meeste geschikte benodigdheden.
De benodigdheden behandel je steeds met zorg en na gebruik plaats je ze steeds netjes terug.
Slide 15 - Tekstslide
Stap 4: Hoe voer je de werkwijze goed uit?
Slide 16 - Tekstslide
Voer de werkwijze uit in het witte kader.
1. Teken een huis.
2. Zorg dat het huis 2 verdiepingen heeft.
3. Teken een deur en 3 ramen.
4. Zorg dat het huis een plat dak heeft.
5. Teken het huis volledig in het grijze vlak.
Slide 17 - Tekstslide
Een werkwijze geeft trapsgewijs weer wat je moet doen. Zorg dat je geen stappen overslaat.
Lees de werkwijze eerst volledig voor je aan de slag gaat.
TIP: Vink af wat je reeds gedaan hebt!
Slide 18 - Tekstslide
Bekijk de afbeelding met thermometer A en B (klik om in te zoomen).
Wat is waar?
A
A is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
B
A is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik
C
B is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
D
B is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik
Slide 19 - Quizvraag
Stap 6: Hoe formuleer je een goed besluit?
Slide 20 - Tekstslide
Een besluit geeft een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag.
OV: 'Wat zal er gebeuren met een gummibeertje dat een dag in het water ligt?'
Besluit 1: Het gummibeertje bevat suiker, zetmeel en gelatine. De gelatine kan goed water opnemen.
Besluit 2: Als een gummibeertje een dag in het water ligt, wordt het groter.
Welk besluit is een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag?
Slide 21 - Tekstslide
Stap 7: Hoe reflecteer je op een onderzoek?
Slide 22 - Tekstslide
Kruis aan waarop je moet letten tijdens een goed wetenschappelijk onderzoek. Wat doe de weglopende persoon hier verkeerd?
Slide 23 - Tekstslide
Wat doe de weglopende persoon hier verkeerd?
Slide 24 - Open vraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Waarneming formuleren
onderzoeksvraag opstellen
Lijst met benodigdheden opstellen + benodigheden verzamelen