NW_1A Thema 1: Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?
In deze les maken jullie kennis met de wetenschappelijke onderzoeksmethode, maar waar begint een goed onderzoek?
A
Opschrijven wat je nodig hebt.
B
Opstellen van een hypothese.
C
Bedenken van een onderzoeksvraag.
D
Je begint gewoon.
1 / 51
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
In deze les maken jullie kennis met de wetenschappelijke onderzoeksmethode, maar waar begint een goed onderzoek?
A
Opschrijven wat je nodig hebt.
B
Opstellen van een hypothese.
C
Bedenken van een onderzoeksvraag.
D
Je begint gewoon.
Slide 1 - Quizvraag
LWB p. 9
Stap 1: Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 2 - Tekstslide
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Een blikje cola light is lichter dan een blikje gewone cola.
B
Is een blikje cola light lichter dan een blikje gewone cola?
Slide 4 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Is er water op de maan?
B
Vanaf welke temperatuur smelt ijs bij normale omstandigheden in België?
Slide 6 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Als er 10 kippen in mijn kippenhok zitten en er passeert dagelijks een blaffende hond, leggen de kippen dan nog genoeg eieren om choomousse voor 4 personen te maken en smaakt die chocomousse nog even lekker?
B
Hoeveel eieren leggen de 3 kippen op school gemiddeld gedurende één week?
Slide 8 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Beschimmelen mijn boterhammen sneller in de ijskast of op kamertemperatuur?
B
Beschimmelen boterhammen snel?
Slide 10 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Welke soorten bomen, struiken en kruiden komen er voor?
B
Welke 3 soorten bomen groeien er op de speelplaats?
Slide 12 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de best geformuleerde onderzoeksvraag?
A
Hoeveel leerlingen in deze klas zouden graag natuurwetenschappen in het Engels krijgen?
B
Spreekt je leerkracht natuurwetenschappen ook vloeiend Engels op reis?
Slide 14 - Quizvraag
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag?
Slide 15 - Tekstslide
Elk wetenschappelijk onderzoek begint met het stellen van een goede onderzoeksvraag, waarop je een antwoord of een besluit formuleert.
Een goede onderzoeksvraag is:
1) SPECIFIEK: Het is exact duidelijk wat je gaat onderzoeken.
2) ENKELVOUDIG: Er wordt maar 1 vraag gesteld.
3) MEETBAAR: Je kan iets meten.
4) UITVOERBAAR: Je kan het uitvoeren in de klas en binnen de tijd!
Slide 16 - Tekstslide
LWB p. 10
Stap 2: Hoe bedenk je een hypothese (= veronderstelling)?
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bedenk wat er zal gebeuren. Typ het, volgens jou, passende cijfer hieronder.
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Bedenk wat er zal gebeuren. Typ het, volgens jou, passende cijfer hieronder.
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Bedenk wat er zal gebeuren. Typ het, volgens jou, passende cijfer hieronder.
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Bedenk wat er zal gebeuren. Typ het, volgens jou, passende cijfer hieronder.
Slide 25 - Open vraag
Een hypothese is een voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag. Je bedenkt ze op basis van informatie of vanuit eigen ervaring en kennis. Het is meer dan een gokje wagen.
Let op!
Bij elke onderzoeksvraag zijn er meerdere hypothesen mogelijk?
Slide 26 - Tekstslide
LWB p. 11
Stap 3: Hoe bepaal je de benodigdheden?
Met het volgend experiment onderzoek je hoe een boon kan uitgroeien, hoelang het duurt voor de plant blaadjes vormt en in welke richting de wortels groeien. (p. 11)
Slide 27 - Tekstslide
Bekijk de tekening in je boek en noteer de benodigdheden die je zou gebruiken om dit experiment uit te voeren.
Slide 28 - Open vraag
Aan de hand van een werkwijze bepaal je de meeste geschikte benodigdheden.
De benodigdheden behandel je steeds met zorg en na gebruik plaats je ze steeds netjes terug.
Slide 29 - Tekstslide
LWB p. 12
Stap 4: Hoe voer je de werkwijze goed uit?
Slide 30 - Tekstslide
Voer de werkwijze uit in het witte kader.
1. Teken een huis.
2. Zorg dat het huis 2 verdiepingen heeft.
3. Teken een deur en 3 ramen.
4. Zorg dat het huis een plat dak heeft.
5. Teken het huis volledig in het grijze vlak.
Slide 31 - Tekstslide
Een werkwijze geeft trapsgewijs weer wat je moet doen. Zorg dat je geen stappen overslaat.
Lees de werkwijze eerst volledig voor je aan de slag gaat.
Bekijk de afbeelding met thermometer A en B (klik om in te zoomen).
Wat is waar?
A
A is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
B
A is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik
C
B is het nauwkeurigst,
A heeft het grootste meetbereik
D
B is het nauwkeurigst,
B heeft het grootste meetbereik
Slide 40 - Quizvraag
Slide 41 - Video
Slide 42 - Tekstslide
De gemeten tijd bedraagt 5 seconden. Hoe noteer je dit wetenschappelijk correct?
Slide 43 - Open vraag
LWB p. 14
Stap 6: Hoe formuleer je een goed besluit?
Slide 44 - Tekstslide
Wat zal er gebeuren met een gummibeertje dat een dag in het water ligt? Nummer de besluiten in je boek chronologisch en typ het cijfer met het best passende besluit hieronder.
Slide 45 - Open vraag
Een besluit geeft een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag.
OV: 'Wat zal er gebeuren met een gummibeertje dat een dag in het water ligt?'
Besluit 1: Het gummibeertje bevat suiker, zetmeel en gelatine. De gelatine kan goed water opnemen.
Besluit 2: Als een gummibeertje een dag in het water ligt, wordt het groter.
Welk besluit is een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag?
Slide 46 - Tekstslide
LWB p. 15
Stap 7: Hoe reflecteer je op een onderzoek?
Slide 47 - Tekstslide
Kruis aan waarop je moet letten tijdens een goed wetenschappelijk onderzoek. Wat doe de weglopende persoon hier verkeerd?
Slide 48 - Tekstslide
Wat doe de weglopende persoon hier verkeerd?
Slide 49 - Open vraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Waarneming formuleren
onderzoeksvraag opstellen
Lijst met benodigdheden opstellen + benodigheden verzamelen