Les11 U2
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Noem 2 woorden die je in de puzzel zag.
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Wanneer gebruik je de futur (simple)?
Slide 8 - Open vraag
Dus.... wat is de basis (la base) om een werkwoord in de futur te zetten?
Slide 9 - Open vraag
Savez-vous les terminaisons du futur?
Slide 10 - Open vraag
Wat moet je onthouden met werkwoorden als bijvoorbeeld; attendre, vendre, apprendre.... ?
Slide 11 - Open vraag
Welke 4 onregelmatige werkwoorden hebben een ander "base" voor le futur?
Er worden straks 3 in de uitleg genoemd
Er worden straks 3 in de uitleg genoemd
Slide 12 - Open vraag
Wat is dus de "la base" voor de werkwoorden "avoir", "être" en "aller"?
Weet je die van "faire" ook?
Weet je die van "faire" ook?
