H2.3 Leesvaardigheid

Talent 2.3 Lezen
Leerdoelen - in deze paragraaf leer je:
  • wat een informatieve tekst is 
  • 4 soorten feitelijke informatie
  • wat een interviewverslag is - twee vormen herkennen;
  • functies van de inleiding en het slot benoemen;
  • het samenvattend tekstverband herkennen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Talent 2.3 Lezen
Leerdoelen - in deze paragraaf leer je:
  • wat een informatieve tekst is 
  • 4 soorten feitelijke informatie
  • wat een interviewverslag is - twee vormen herkennen;
  • functies van de inleiding en het slot benoemen;
  • het samenvattend tekstverband herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor informatieve teksten zijn er?

Slide 2 - Woordweb

informatieve tekst
Schrijver wil lezer informeren = feitelijke informatie geven

Soorten feitelijke informatie:
  • beschrijving van gebeurtenissen die echt zijn gebeurd
  • informatie over dingen / mensen die echt bestaan
  • kennis door waarneming of onderzoek verkregen
  • uitleg die je kunt uitvoeren

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


A
informatie over dingen die echt bestaan
B
kennis door waarneming of onderzoek verkregen
C
uitleg die je kunt uitvoeren
D
beschrijving van gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide


A
informatie over dingen die echt bestaan
B
kennis door waarneming of onderzoek verkregen
C
uitleg die je kunt uitvoeren
D
beschrijving van gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welk soort interviewverslag was dat?
A
Letterlijk interviewverslag
B
Samenvattend interviewverslag

Slide 10 - Quizvraag

Wat bekijk/lees je bij 'verkennend lezen'?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Tekstslide

#Talent 2.3 opdracht 5 (tekst 1)
Verkennend lezen - klassikaal
1. wat is het onderwerp?
2. tekstdoel van de schrijver - tekstsoort
3. tekstvorm = vorm waarin de tekst verschijnt
4. opbouw van de tekst #inleiding #kern #slot
5. bron/schrijver -- betrouwbaarheid?
Antwoorden vul je in op de volgende slide.

Slide 13 - Tekstslide

1. wat is het onderwerp?
2. tekstdoel van de schrijver - tekstsoort
3. tekstvorm = vorm waarin de tekst verschijnt
4. opbouw van de tekst #inleiding #kern #slot
5. bron/schrijver -- betrouwbaarheid?

Slide 14 - Open vraag

Aan het werk #tekst 1
Lees de tekst nauwkeurig = lees om te begrijpen
  • waar gaat alinea over = deelonderwerp 
  • wat is het belangrijkste wat wordt gezegd = kernzin
  • belangrijke verbanden in / tussen alinea's = signaalwoorden
  • belangrijke woorden die je niet kent

Maak daarna opdracht 5, 6, 7,  8  -- online

Slide 15 - Tekstslide

Welke soorten feitelijke informatie herken je in tekst 1?

Slide 16 - Open vraag

#6A Wie wordt er geciteerd?
Citeren = letterlijk weergeven wat iemand heeft gezegd,
Citaat staat tussen aanhalingstekens - deze zin is dus gezegd. 
Een schrijver citeert iemand die hij heeft geïnterviewd.

# noem voor- en achternaam van de geïnterviewde
# noem omschrijving van de persoon bijv. Marjolijn Bonthuis, coördinator van SIC.

Slide 17 - Tekstslide

#6C Welke twee onderzoeken zijn dat?
In de tekst staan twee synoniemen voor onderzoek:
al. 3 "een nieuwe studie van SIC"
al. 5 "een eerdere peiling van EenVandaag" 

"Welk onderzoek?"  betekent niet "vertel onderzoek na" ,
maar wel :
 een onderzoek van ....(wie).... naar ...(wat - onderwerp) 



Slide 18 - Tekstslide

#7C Waarom is Marjolijn Bonthuis blij met deze hoge percentages?
(9) Marjolijn Bonthuis van Safer Internet Centre Nederland is blij met deze hoge percentages. ‘We hebben er jaren over gedaan om ouders ervan te overtuigen dat mediagebruik een onderdeel is van de opvoeding. Ze weten in vergelijking met een paar jaar geleden veel beter welke gevaren hun kinderen online lopen, zoals slachtoffer worden van pesters of sexting (verspreiden of delen van naaktfoto’s, red.).’

Slide 19 - Tekstslide