In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Onder welk rechtsgebied valt strafrecht?
A
privaatrecht
B
publiekrecht
Slide 1 - Quizvraag
In welk wetboek vindt je formeel recht?
A
wetboek van strafrecht
B
wetboek van strafvordering
Slide 2 - Quizvraag
In welk wetboek staan de straffen die je kunt krijgen?
A
wetboek van strafrecht
B
wetboek van strafvordering
Slide 3 - Quizvraag
Vul aan: in de strafbepaling staat naast de strafmaat en de kwalificatie ook de...
A
rechterlijke instantie
B
naam van het feit
C
delictsomschrijving
Slide 4 - Quizvraag
Wat ontbreekt er in art. 208 Sr?
A
de delictsomschrijving.
B
de kwalificatie.
C
de sanctienorm.
Slide 5 - Quizvraag
Welke twee dingen betekenen hetzelfde?
A
delictsomschrijving en juridische naam.
B
kwalificatie en sanctienorm.
C
juridische naam en kwalificatie.
Slide 6 - Quizvraag
Een rechtsbron van strafrecht zijn bijzondere wetten? Waar is hier sprake van zo'n bijzondere wet?
A
wetboek van strafrecht
B
Wet wapens en Munitie
C
Burgerlijk wetboek
Slide 7 - Quizvraag
Van welk strafdoel is hier sprake? Johan krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met daaraan verbonden verplicht reclasseringscontact
A
vergelding
B
preventie
C
bescherming
Slide 8 - Quizvraag
Vorig jaar heeft Sander een meisje seksueel lastiggevallen. Naar aanleiding van een wetswijziging wordt de straf in de zomer van 2022 verhoogd. Sander komt pas in oktober 2022 voor de rechter.
Wat is op grond van art. 1 Sr het gevolg van deze wetswijziging in deze zaak?
A
De rechter kan kiezen uit de oude en de nieuwe straf.
B
De rechter moet voor Sander de meest gunstige bepaling toepassen.
C
De rechter moet altijd de straf toepassen die geldig is op het moment van de behandeling van de zaak.
Slide 9 - Quizvraag
Sophie is op vakantie in Gersonisos (Griekenland). Tijdens stappen krijgt ze ruzie en slaat het andere (Belgische) meisje met een glas in haar nek. Ze raakt daarbij de halsslagader en het andere meisje overlijdt ter plekke. De zaak wordt in Nederland vervolgd. Welke strafbeginsel is hier van toepassing?
A
territorialiteitsbeginsel
B
personaliteitsbeginsel
C
legaliteitsbeginsel
Slide 10 - Quizvraag
Wat is waar over misdrijven en overtredingen?
A
alleen misdrijven staan in het Wetboek van Strafrecht
B
alleen medeplichtigheid aan een misdrijf is strafbaar
C
voor een overtreding kun je een gevangenisstraf krijgen
Slide 11 - Quizvraag
Is art 447 Sr een misdrijf of een overtreding? licht toe
Slide 12 - Open vraag
Van welk vermogensdelict is hier sprake?: Marcel wordt ontslagen en besluit zijn laptop van de zaak niet terug te geven.
A
diefstal
B
oplichting
C
verduistering
Slide 13 - Quizvraag
Harry loopt de friettent in en roept tegen de eigenaar: ''geef me al je geld!" Hij dreigt hierbij met een vuurwapen. Hierop geeft de eigenaar al het geld uit de kassa. Van welk vermogensdelict is hier sprake? Noem hierbij het juiste artikel en licht toe.
Slide 14 - Open vraag
Mees heeft tijdens de gymles bij het omkleden een foto van een klasgenoot gemaakt waarop hij naakt staat. Hij dreigt de foto op social media te zetten als hij hem niet €200,- geeft. Van welk strafbaar feit is hier sprake?
A
afpersing
B
diefstal met geweld
C
afdreiging
D
oplichting
Slide 15 - Quizvraag
Wat is GEEN geweldsdelict?
A
mishandeling
B
openlijke geweldpleging
C
afdreiging
Slide 16 - Quizvraag
Mark is eerder op stap flink in elkaar geslagen en om zich veilig te voelen heeft hij voortaan een boksbeugel op zak als hij uitgaat. Op een avond krijgt hij ruzie en slaat hij met de boksbeugel de andere jongen vol op zijn gezicht waardoor hij zijn kaak breekt. Is hier sprake van mishandeling of zware mishandeling? Licht je antwoord toe
Slide 17 - Open vraag
Wim is woest op zijn ex omdat zij hem heeft bedrogen. Hij ziet haar lopen en krijgt een waas voor zijn ogen. Op dat moment duwt hij het gaspedaal in en rijdt haar aan. Ze overlijdt. Waar is hier sprake van?
A
moord
B
doodslag
C
dood door schuld
Slide 18 - Quizvraag
Piotr wordt verdacht diefstal met geweld. Welke maximale straf kan hij krijgen?
A
4 jaar
B
6 jaar
C
9 jaar
D
10 jaar
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent het element ''wederrechtelijk'', wat soms ook als bestanddeel in een delictsomschrijving staat, zie art 310 Sr. Licht toe
Slide 20 - Open vraag
Bij strafbare feiten is er altijd sprake van een vorm van schuld bij de dader. Wat wordt er met schuld bedoeld?
A
verwijtbaarheid
B
strafbaarheid
C
wederrechtelijkheid
Slide 21 - Quizvraag
Opzet heeft 2 varianten. Wat betekent oogmerk als 1 van de varianten van opzet?
A
de bedoeling het feit te plegen
B
met het handelen het risico op het feit op de koop toenemen