In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
§5.6 zien [les 2]
Slide 1 - Tekstslide
5.6 leerdoelen
Ik kan
de onderdelen van het oog benoemen en hiervan de functie uitleggen
uitleggen wanneer iemand welke bril nodig heeft
uitleggen hoe/wanneer mensen scherp/ kleur kunnen zien
uitleggen hoe de hersenen de informatie van de ogen verwerken
Slide 2 - Tekstslide
succescriteria
je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: lens, pupil, netvlies, hoornvlies, harde oogrok, vaatvlies, straalvormig lichaam, iris, blinde vlek, gele vlek, staafjes, kegeltjes, voorste oogkamer, glasachtig lichaam, accomoderen, verziend, bijziend, lichtreceptoren, visuele schors, optisch chiasma
je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de functie van de lens in je oog?
Slide 4 - Open vraag
Scherp zien
Je kan scherp zien doordat je je ooglens boller en platter kunt maken (= accomoderen).
Bol = dichtbij
Plat = veraf
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Doen
1) Kijk recht voor je uit en plaats je hand zo'n 30cm voor je ogen.
2) Concentreer je nu eerst op je achtergrond. Zorg dat je je achtergrond scherp ziet.
3) Concentreer je vervolgens op je hand en zorg dat je je hand scherp ziet.
4) Als kan voelen aan je ogen dat je lens boller wordt
Slide 7 - Tekstslide
Soms is de werking van je ooglens niet voldoende. Je hebt bijziend of verziend, maar wat is wat?
A
Bijziend = dichtbij goed zien
B
Bijziend = veraf goed zien
C
Verziend = dichtbij goed zien
D
Verziend = veraf goed zien
Slide 8 - Quizvraag
Een bril?
Korte oogbol = verziend = bolle lenzen bril (+)
Lange oogbol = bijziend = holle lenzen (-)
Slide 9 - Tekstslide
Een bril?
Bij verziend is de afstand tussen lens en netvlies te klein, het beeld valt achter je netvlies.
Bij bijziend is de afstand tussen lens en netvlies te groot, het beeld valt voor je netvlies
Slide 10 - Tekstslide
In ogen van de mens kunnen de volgende afwijkingen voorkomen:
1. De afstand tussen lens en netvlies is te groot. 2. De elasticiteit van de lens is te gering.
Elk van deze afwijkingen kan er de oorzaak van zijn dat men niet op alle afstanden scherp ziet. Welke van deze afwijkingen kan of welke kunnen met behulp van een bril zodanig worden gecorrigeerd dat men wel scherp kan zien?
A
1 en 2
B
alleen 1
C
alleen 2
D
geen van beiden
Slide 11 - Quizvraag
Kleuren
Staafjes - zwart/wit, grijstinten
werken 's avonds en 's nachts
Kegeltjes - kleuren
werken overdag
Drie soorten kegeltjes:
rood - groen - blauw
Slide 12 - Tekstslide
netvlies
staafjes
lage drempelwaarde licht
verstopt in pigmentlaag
1 zenuw aan meerdere staafjes
daardoor niet heel scherp, wel gevoelig voor waarnemen beweging
grijstinten (geen kleur)
rondom gele vlek en rest netvlies
Slide 13 - Tekstslide
netvlies
kegeltjes
hoge drempelwaarde licht
in gele vlek, beetje daarbuiten
1 zenuw aan 1 kegeltje
daardoor heel scherp zien
kleuren zien (ogen bewegen mee en hersenen vullen in dus zie je alles in kleur)
In het netvlies van het menselijk oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Elk kegeltje is apart verbonden met één gevoelszenuwcel, terwijl meerdere staafjes samen met één gevoelszenuwcel verbonden zijn. Over de gevolgen van dit verschil in schakeling worden de volgende beweringen gedaan. 1. Door dit verschil in schakeling is de scherpte van het beeld dat met de staafjes wordt waargenomen groter dan de scherpte van het beeld dat met de kegeltjes wordt waargenomen. 2. Door dit verschil in schakeling kan met de kegeltjes kleur worden waargenomen en met de staafjes niet. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist
Slide 15 - Quizvraag
van licht naar donker
Van een lichte een donkere ruimte inlopen..
In het donker op je smartphone kijken en daarna de donkere kamer in...
tijdelijke blindheid!
1. kegeltjes werken niet in het donker
2. staafjes zijn nog overprikkeld door licht, en de beschermde pigmentlaag moet nog wegzakken
Slide 16 - Tekstslide
Leerdoel. Ik kan uitleggen hoe/wanneer mensen scherp/ kleur kunnen zien.
Maak de oefening in deze link en upload een foto van je score.
Iemand zit in een kamer die bijna niet verlicht is. Welke zintuigcellen werken er onder deze omstandigheden?
A
de kegeltjes
B
de staafjes
C
zowel de kegeltjes als de staafjes
Slide 18 - Quizvraag
Piraten staan er bekend om dat ze een ooglapje dragen. De functie hiervan staat echter in twijfel. Oogexperts denken het antwoord te hebben ontrafeld.
Het ruim van een piratenschip is erg donker waardoor het lastig voor piraten is om goed te kunnen zien.
Leg uit hoe het dragen van een ooglapje kan voorkomen dat piraten niet goed kunnen zien. (T2)
Slide 19 - Open vraag
twee ogen
- optisch chiasma (nr. 2)
- visuele schors links en rechts
- beelden van een oog komen in beide hersenhelften terecht
- beelden hebben overlap en worden gecombineerd: hierdoor zie je diepte
Slide 20 - Tekstslide
Kan een paard diepte zien? Leg uit je antwoord uit (2p).
Slide 21 - Open vraag
Maak de basiskennisvragen van 5.6.9. Upload een foto van je nagekeken werk
Slide 22 - Open vraag
Toetsvragen (T2 / inzicht)
Maak de oefenopgaven in de volgende slides
Slide 23 - Tekstslide
Iemand wordt 's morgens vroeg wakker in zijn donkere slaapkamer. Hij doet het licht aan, terwijl hij nog slaperig voor zich uit staart. Over de veranderingen in de pupillen van zijn ogen in deze situatie worden vier beweringen gedaan. 1. De kringspieren in de irissen van zijn ogen trekken samen. 2. De kringspieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen ontspannen. 3. De straalsgewijs verlopende spieren in de irissen van zijn ogen trekken samen. 4. De straalsgewijs verlopende spieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen trekken samen. Welke bewering is juist?
A
bewering 1
B
bewering 2
C
bewering 3
D
bewering 4
Slide 24 - Quizvraag
Tijdens een dropping word je op een zeer donkere avond in een geblindeerde bus vervoerd naar een plek buiten de stad. In een poging de richting te bepalen waarin je zult gaan lopen om uiteindelijk weer terug te komen bij het vertrekpunt, tuur je de omgeving af op zoek naar een lichtpuntje. Op een gegeven ogenblik zie je een zeer zwak lichtpunt. Bij je poging dit lichtpunt te fixeren, verdwijnt het steeds. Wanneer je in een richting kijkt iets terzijde van het lichtpunt, zie je het wél. Leg uit waardoor het lichtpunt verdwijnt wanneer je het probeert te fixeren en waardoor je het lichtpunt wel ziet wanneer je ernaast kijkt.
Slide 25 - Open vraag
Als binnenshuis een foto gemaakt wordt met gebruik van een flitser, hebben de mensen op de afdruk vaak rode ogen. Het rood van de ogen op de foto is het gevolg van de terugkaatsing van het flitslicht tegen de binnenkant van de oogbollen. Zie afbeelding.
Door welk van de aangegeven delen wordt de rode kleur van het weerkaatste licht veroorzaakt?
A
door de bloedvaten tegen het netvlies
B
door de iris
C
door de pigmentlaag
D
door het hoornvlies
Slide 26 - Quizvraag
Sommige fototoestellen geven vlak voor het maken van de opname een extra flits. Daarna wordt nogmaals geflitst en gelijktijdig de foto gemaakt.
Leg uit waardoor er dan minder kans is dat de ogen op de foto er rood uitzien. (2p)
Slide 27 - Open vraag
De ziekte van Alzheimer is een vorm van ouderdomsdementie. Amerikaanse onderzoekers hebben onlangs een test beschreven waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Ze druppelen tropicamide in een oog van de te onderzoeken persoon. Bij Alzheimerpatiënten leidt dit tot een aanzienlijk grotere verwijding van de pupil dan bij andere mensen. Tropicamide wordt gewoonlijk toegepast door oogartsen die via de pupil het netvlies willen bekijken.
De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex. Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris
Slide 28 - Quizvraag
Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
een onscherp beeld in de iris
B
een onscherp beeld op het netvlies
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies
Slide 29 - Quizvraag
Bij veel mensen is één oog 'dominant' over het andere oog. Dat wil zeggen: bij het kijken met beide ogen wordt het beeld dat je ziet het meeste bepaald door het dominante oog. Jurriën kijkt met beide ogen naar een kerktoren in de verte. Hij steekt zijn duim op en houdt die op een denkbeeldige lijn tussen zijn ogen en de kerktoren. Vervolgens sluit hij zijn rechteroog. De duim lijkt als het ware naast de kerktoren te springen. Als hij zijn linkeroog sluit, verspringt de duim niet. Welk oog is dominant bij Jurriën?
A
linker oog
B
rechter oog
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies
Slide 30 - Quizvraag
5.6 leerdoelen
Ik kan
de onderdelen van het oog benoemen en hiervan de functie uitleggen
uitleggen wanneer iemand welke bril nodig heeft
uitleggen hoe/wanneer mensen scherp/ kleur kunnen zien
uitleggen hoe de hersenen de informatie van de ogen verwerken
Slide 31 - Tekstslide
Heb je de leerdoelen gehaald? Zo, nee, wat ga je nog doen om ze wel te halen?