... is als een korte adempauze. Je zet een komma bij:
1. Een briefaanhef (Beste juf,)
2. Tussen twee persoonsvormen (wie dit leest, is gek)
3. Een opsomming (pizza met tomaat, kaas en champignons)
4. Vóór of na aanspreken (Deze taart is heerlijk, oma)
5. Vóór signaalwoorden (Ik vertrek, omdat ik ziek ben)