1. Bij directe rede of een citaat Ze vroeg
: 'Mag ik vanavond naar de film
?' 'Heb jij een wedstrijd gespeeld zaterdag?' vroeg Esmee.
Evert riep: 'Loop eens door, man!'
'Als je een dansvoorstelling hebt,' zei Jos, 'dan kom ik kijken.'
'Ik hou niet van appeltaart
', zei ik.