Spelling §1 hoofdletters, leestekens

§ 1 Hoofdletters en leestekens
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§ 1 Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Lees in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide




Leerdoelen: 
- Je weet wanneer je hoofdletters en leestekens moet zetten.
- Je weet hoe je verkleinwoorden moet spellen




Deze week:

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je er al van?
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.



Slide 4 - Tekstslide

Hoe begin en hoe eindig je een zin?

- Start met een hoofdletter;
- Geef aan dat de zin ten einde is: punt, vraagteken, uitroepteken. 
Spelling:

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je nog meer hoofdletters?

- Start de zin met een hoofdletter; Mijn teamgenoot is een kei in smashen.
- Bij namen (alle namen, mensen, bedrijven, landen, plaatsen e.d. (Aardrijkskundige namen)); Toon Verbraak, Noord-Brabant, Oosterplas, Marskramer.

Spelling:

Slide 6 - Tekstslide

Spelling
Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de  voornaam of voorletter ervoor staat.
Ans van der Meer, A. van de Boomgaard, Tom de Bruin.

Slide 7 - Tekstslide

Spelling
Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
mevrouw Van der Meer, meneer Van der Zanden.

Slide 8 - Tekstslide

Spelling
Hoofdletters bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans, Zuid-Afrikaanse.

Slide 9 - Tekstslide

Let op:

- Geen hoofdletter bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.
- vrijdag, oktober, herfst, westen.

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens: Je eindigt een zin met een punt, vraagteken, uitroepteken.
* Mijn buurmeisje zingt in een band.
* Wat is hun repertoire?
* Dat is fantastisch!


Spelling:

Slide 11 - Tekstslide

Spelling
Een komma: 
- tussen twee persoonsvormen: Als Elena wint, mag ze door naar de finale.
- voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Meestal geen komma voor en en of.

Slide 12 - Tekstslide

Een plaatsnaam heeft....
A
kleine letters
B
hoofdletters
C
alleen eerste letter hoofdletter

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam van de maand?
A
Eerste letter met een hoofdletter
B
Helemaal in kleine letters
C
Eerste en laatste letter met een hoofdletter
D
Helemaal in hoofdletters

Slide 14 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 15 - Quizvraag

Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie hoor.
B
Hallo pap, je bent op vakantie hoor
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie hoor

Slide 16 - Quizvraag

Welke is goed?

A
Mevrouw j. De Boer
B
mevrouw J. De Boer
C
mevrouw j. De Boer
D
mevrouw J. de Boer

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?
A
in het Noordoosten
B
in het noordoosten
C
in het NoordOosten
D
in het noordOosten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?

A
Zuid-Limburg
B
zuid-Limburg
C
zuid-limburg
D
Zuid Limburg

Slide 19 - Quizvraag


Verder werken met opdracht 1 t/m 5 (blz. 228)

Klaar?
Nakijken, lezen of verder werken met de weektaak

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Formuleren
Je leert over volledige zinnen.
Lees nu de theorie op blz. 218.

Slide 21 - Tekstslide

Welk zinsdeel
ontbreekt in de vraag van de
stewardess?

Slide 22 - Tekstslide

Volledige zinnen
Een tekst bestaat uit zinnen. Elke volledige zin heeft in elk geval een onderwerp en een persoonsvorm. Je begint een zin met een hoofdletter. Aan het einde staat een leesteken.

Bijvoorbeeld: Op dit moment heeft 1KTH2 Nederlandse les.


Slide 23 - Tekstslide

Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:

• Eindig een gewone zin met een punt. (.)
– Artis is de oudste dierentuin van Nederland. 

Slide 24 - Tekstslide

Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:

Eindig een vragende zin met een vraagteken. (?)
– Heb jij gisteren naar het Jeugdjournaal gekeken? 

Slide 25 - Tekstslide

Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
• Eindig een uitroep (van bijvoorbeeld verbazing of woede) met een uitroepteken. (!)
– Wat kun jij mooi tekenen!

Slide 26 - Tekstslide


Verder werken met opdracht 1 t/m 6 (blz. 218)

Klaar?
Nakijken, lezen of verder werken met de weektaak

timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide