Het helpt als je voor je argument de woorden want of omdat gebruikt. Hiermee maak je de lezer duidelijk wat de mening en wat het argument is.
Ik vind dat de panini's goedkoper moeten worden, want nu is mijn zakgeld elke keer snel op.
Omdat mijn zakgeld elke keer snel op is, vind ik dat de panini's goedkoper moeten worden.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het argument?
Omdat drie leerlingen te druk waren, vond de docent dat de hele klas na moest blijven.
A
Omdat drie leerlingen te druk waren
B
De docent vond dat de hele klas na moest blijven.
Slide 8 - Quizvraag
Situatie vergelijken
Een manier om je mening te onderbouwen met een argument is door jouw mening met een andere situatie vergelijken. De lezer / luisteraar begrijpt dan beter waarom je die mening hebt.
Ik vind dat we langer in lockdown moeten, want in Duitsland doen ze dat ook.
Ik vind dat ik elke dag een zak chips mag, want mijn broer mag dat ook.
Slide 9 - Tekstslide
Bedenk een argument door de mening met een andere situatie te vergelijken.
Ik vind dat we mogen eten tijdens de les ....
Slide 10 - Open vraag
Overtuigender wanneer je het belang aangeeft.
Een mening wordt overtuigender wanneer je aangeeft wat het belang is voor de lezer of luisteraar. Het is dan wel handig als je je publiek kent.
We moeten met zijn alle korter douchen, omdat de aarde, waar jij ook op leeft, het anders niet lang meer volhoudt!
Het is voor niemand fijn om geen geld te hebben en daarom vind ik dat panini's goedkoper moeten worden.
Slide 11 - Tekstslide
Welk argument geeft het belang aan?
Ik vind dat alcohol verboden moet worden,
A
want in India is dat ook verboden.
B
want het is vies.
C
want als je geen alcohol drinkt blijf je gezonder.
D
omdat ik het toch niet drink.
Slide 12 - Quizvraag
Geef een voorbeeld!
Bedenk bij je argumenten een voorbeeld. Hiermee wordt je argument een stuk overtuigender.
Ik vind dat er 's nachts geen auto's meer door de straat mogen rijden, want daardoor slaap ik slecht. Afgelopen nacht was er bijvoorbeeld een auto stationair aan het draaien en aan het toeteren. Toen heb ik geen oog dichtgedaan.
Slide 13 - Tekstslide
Bedenk een argument met een voorbeeld.
School moet later beginnen en eerder stoppen...
Slide 14 - Open vraag
Gebruik signaalwoorden bij meerdere argumenten.
Schoolvakanties moeten langer. Ten eerste ben ik in de vakantie vaak nog met schoolwerk bezig, ten tweede ben ik na de vakantie nog niet goed uitgerust.
Ik vind dat de panini's goedkoper moeten, omdat ik nu elke keer blut ben en bovendien zijn ze zoveel geld niet waard.
Slide 15 - Tekstslide
Geef bronnen!
Wanneer je je argumenten kunt onderbouwen met bronnen worden ze overtuigender.
Uit onderzoek blijkt...
Uit eigen ervaring is gebleken...
de docent zegt...
Slide 16 - Tekstslide
Hoeveel argumenten?
Ik ben van mening dat sociale media moeten verdwijnen. Het vreet je tijd en je energie, het maakt veel mensen ongelukkig, bovendien levert het scrollen niets op en ten slotte zorgt het voor veel onrust.
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 17 - Quizvraag
Bespreken opdracht 1
Nog niet iedereen is helemaal klaar :'(.
Hoe komt dat? Vandaag afmaken!
Let goed op bij de vragen met argumenten voor en argumenten tegen.
Verder is de opdracht goed gemaakt!
Slide 18 - Tekstslide
Verder met de opdrachten
Maak opdracht 2, 3 en 4 van schrijven H4 via Nieuw Nederlands online.
Let op: van opdracht 3 mag je vraag 3 overslaan.
Bij opdracht 4 schrijf je een korte review.
Blijf online in Teams, dan kun je vragen stellen.
Slide 19 - Tekstslide
Fijn weekend!
Let op: vanmiddag deadline boekopdracht
Huiswerk voor dinsdag: maken Schrijven H4 opdracht 2, 3(niet vraag 3) en 4.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.