48-1: aanwijzend en vragend voornaamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Neem blz. 212 alvast voor je.

Doel

Aan het eind van de les kun je aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Olivia ging gister met haar hond naar het strand. Weet jij wat voor hond dat is?

Zij won de wedstrijd. Dat was een hele prestatie.

1. Zij
2. dat
3. prestatie
4. wedstrijd

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Hoe ver is het nog lopen naar die boerderij?

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe ver is het lopen naar die boerderij?

1. die
2. hoe
3. het

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Deze jongen is het snelste.

Wat is het vragend voornaamwoord ?
Welke jongen is het snelste van de drie die daar rennen?

1. het
2. die
3. de
4. welke

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Deze school is echt het leukste.

Wat is het vragend voornaamwoord?
Waar staat de leukste school van Nederland?

1. van
2. de
3. welke
4. staat

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Er zijn 5 koekjes. Die daar zijn het lekkerste.

Maken/huiswerk

Blz. 212 opdracht 1, 3, 4, 5