10.3 Ethers, aldehyden en ketonen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Korte herhaling Cis-trans isomerie.
  • 3 nieuwe koolwaterstoffen
Wat leren we vandaag?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Ruimtelijke structuur speelt ook een belangrijke rol bij isomerie. Je kent al de structuurisomerie: zelfde molecuulformule, maar de atomen zitten in een andere volgorde aan elkaar verbonden. Bv.: propaan-1-ol en propaan-2-ol.
Het kan ook zijn dat verschillende moleculen dezelfde molecuulformule hebben én dat de atomen in dezelfde volgorde aan elkaar verbonden zijn (zeg maar dezelfde structuurformule). Toch verschillen ze in ruimtelijke bouw. We noemen dit stereoisomerie. We gaan nu kijken naar de eerste vorm van stereoisomerie: cis/trans isomerie.
Trans (trapvorm)
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
één van de genoemde groepen boven en de andere onder de dubbele binding zit.


cis (bootvorm)
links en rechts van de dubbele binding 2 verschillende groepen aanwezig zijn
allebei de genoemde groepen boven óf allebei onder de dubbele binding zitten

Cis & trans isomeren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.

Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn. 
Cis & trans isomeren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.

Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn. 
Cis & trans isomeren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk van deze twee stoffen is er sprake van cis/trans isomerie?
A
alleen bij trichlooretheen
B
alleen bij 1,1-dichlooretheen
C
bij allebei
D
bij geen van beiden

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarde 1 voor cis/trans isomerie is dat er een starre binding (maar geen drievoudige binding) is.
Voorwaarde 2 voor cis/trans isomerie is dat er aan beide C-atomen van de C=C binding twee verschillende (groepen van) atomen gebonden zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij één van onderstaande stoffen is er sprake van cis/trans isomerie. Bij welke stof is dat?
A
1,2-dichloorethyn
B
1,2-dichloorethaan
C
1,1-dichlooretheen
D
but-2-een

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij één van onderstaande stoffen is er sprake van cis/trans isomerie. Bij welke stof is dat? But-2-een

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de systematische naam van het afgebeelde molecuul. Houd rekening met eventuele cis/trans isomerie.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2 verschillende polen: δ- en δ+ (samen neutraal)
Een dipoolmolecuul: een molecuul dat aan de ene kant een ẟ⁺ lading heeft en aan de andere kant een ẟ⁻ lading 

Polaire binding: atoombinding waarbij het ene atoom harder aan de gemeenschappelijke elektronenpaar trekt dan het andere

Ruimtelijke structuur bepaalt of een molecuul een dipool is (Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Want............De ruimtelijke structuur bepaalt of een molecuul een dipool is (Heffen de polaire bindingen elkaar op (liggen ze bv in elkaars verlengde)? Dan geen dipool molecuul
Micro- en macroniveau

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronegatieviteit en VDW bindingen
Aantrekkingskracht tussen moleculen onderling:
  

Vanderwaalsbinding
  • Polaire binding bepalen mbv electronegativiteit: Δ EN>0,4 (Binas 40A):
  • “Sterkste” atoom trekt de negatieve lading meer naar zich toe en wordt wat meer negatief: δ-.
  • Het andere atoom wordt daardoor δ+
  • Dit verschil in electronegativiteit >0,4 geeft een polaire binding

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronegatieviteit en dipool-dipoolbindingen
Dipool-dipoolbinding: de binding tussen de ẟ⁺ kant van het ene molecuul met de ẟ⁻ kant van een ander molecuul

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het kookpunt van cis-1,2-dichloor-etheen is 333 K en het kookpunt van trans-1,2-dichlooretheen is 322 K (zie Binas 42B). De reden voor het hogere kookpunt van cis-1,2-dichlooretheen is...
A
sterkere vanderwaalsbindingen tussen de moleculen
B
sterkere atoombindingen tussen de atomen in de moleculen
C
sterkere dipool-dipool bindingen tussen de moleculen
D
sterkere waterstofbruggen tussen de moleculen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ook een ringstructuur is een starre binding. Teken alle C-atomen in een plat vlak. De andere atomen steken dan aan de bovenkant en onderkant van de ring uit. Als er twee C-atomen in de ring zijn die twee verschillende (groepen van) atomen... 
...gebonden hebben, is er weer sprake van cis/trans isomerie. In beide bovenstaande voorbeelden zie je de cis isomeer links afgebeeld en de trans isomeer rechts. Het verschil breng je in de stofnaam aan door voor de naam cis- of trans- te zetten. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ether: 


Alkoxyalkanen

een subgroep van ethers
  • Als zijgroep: - O – C – R (-oxygroep):
  • Methoxygroep: O - CH3
  • Ethoxygroep: O - CH2 – CH3

Ethoxyethaan
Ethers & alkoxyalkanen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karakteristieke groep:  


R-groep: CnH2n+1 

Naamgeving:  
Uitgang: –al 
Voorvoegsel: oxo- 

Alkanal  

Hex-2-enal
Aldehyden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karakteristieke groep:  


R-groep: CnH2n+1 
Naamgeving:  
Uitgang: –on
Voorvoegsel: oxo- 

Alkanon

Butanon
Ketonen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De groep komt in de naam als onderdeel van de hoofdketen.

 

Tenzij:

Er een groep aan het molecuul hangt met een hogere prioriteit
(BINAS tabel 66)

naamgeving

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze stof?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze stof?
A
Heptaan-3-on
B
Heptaan-5-on
C
Heptanal
D
Heptanon

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stof die bestaat uit moleculen zoals hiernaast in structuurformule weergegeven, is een...
A
ester
B
ether
C
keton
D
aldehyde

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alkoxyalkanen zijn stoffen waarin een H atoom van een alkaan is vervangen door een −O−CnH2n+1 groep. Alkoxyalkanen zijn een deelverzameling van de ethers.

Een molecuul van een alkanal bezit aan een buitenste koolstofatoom één dubbel gebonden zuurstofatoom. 
  • In de naamgeving geef je dit aan met het achtervoegsel -al.
  • Alkanalen zijn een deelverzameling van de aldehyden

Bij een molecuul van een alkanon zit het dubbel gebonden zuurstofatoom niet aan het uiteinde van het molecuul. 
  • In de naamgeving geef je dit aan met het achtervoegsel -on.
  • Alkanonen zijn een deelverzameling van de ketonen.
Samenvattend

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Estervorming: de zuurgroep reageert met de hydroxy-groep






H2O komt vrij: een condensatie reactie 

Estervorming: een condensatiereactie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit molecuul is een
A
Ether
B
Aldehyd
C
Ester
D
Keton

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ester naamgeving
De zuurgroep reageert met de alcoholgroep

Alkylgroep (alcohol kant) → -yl
Zuurrest (zuurkant) → -oaat
Water: OH van het zuurdeel en de H van het alcoholdeel

Zuurgroep heeft hoogste prioriteit ➡  de -oaat groep komt achteraan


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ester naamgeving
De zuurgroep reageert met de alcoholgroep

Alkylgroep (alcohol kant) → -yl
Zuurrest (zuurkant) → -oaat
Water: OH van het zuurdeel en de H van het alcoholdeel

Zuurgroep heeft hoogste prioriteit ➡  de -oaat groep komt achteraan

Ethaanzuur + ethanolethylethanoaat

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de beginstoffen van deze ester?
A
methanol en ethaanzuur
B
ethanol en butaanzuur
C
butanol en ethaanzuur
D
propaan-1-ol en ethaanzuur

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze ester?
A
methylethanoaat
B
ethanylbutanoaat
C
butylethanoaat
D
propylethanoaat

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Als een zuur reageert met een alkanol ontstaat een ester. Dat is een condensatiereactie. Daarbij ontstaat uit twee moleculen een nieuw groter molecuul.

  • Er wordt ook een klein molecuul afgesplitst, in dit geval water ('condens').

  • Bij de hydrolyse van een ester ontstaan een alkanol en een carbonzuur.

  • Je geeft een ester een naam door na te gaan welk deel afkomstig is van de alkanol (-yl) en welk deel afkomstig is van het zuur (wordt -oaat). Uit een alkanol en een alkaanzuur ontstaat een alkylalkanoaat en water.
Esters samengevat

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel 2 vragen over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
timer
2:00

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef 1 tip aan je docent voor de volgende keer
timer
1:00

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

opgaves
§10.3: 22, 23, 25, 29, 32
§10.4: 36, 37, 38, 41
even oefenen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies