Publiek vaststellen + inleiding en slot

Woensdag 6 maart

Tekstverbanden en sigaalwoorden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 6 maart

Tekstverbanden en sigaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

06-03-2024
  • Jeugdjournaal
  • Herhaling publiek + afbeeldingen
  • Inleiding en slot
  • Verwijswoorden
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Jeugdjournaal
  • Samenvatten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Publiek vaststellen
  • Een schrijver denkt ook na over het publiek.
  • Kan schrijven voor een algemeen publiek of speciale doelgroep.
  • Bijvoorbeeld: voor kinderen, jongeren, volwassenen of ouderen, voor mannen of vrouwen, of voor een doelgroep met een bepaalde hobby of beroep, met veel kennis over het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Afbeeldingen
  • Verschillende doelen:
  • Een afbeelding trekt de aandacht van de lezer.
  • Een afbeelding is nodig om de tekst te begrijpen.
  • Een afbeelding maakt de tekst duidelijker.
  • Een afbeelding maakt de tekst grappig.
  • Een afbeelding geeft een bepaalde sfeer of maakt de tekst aantrekkelijk.




Slide 6 - Tekstslide

Tekstopbouw
- inleiding, middenstuk en slot. 
- In de alinea’s van het middenstuk behandelt de schrijver het onderwerp van de tekst, waarbij elke alinea gaat over een nieuw deelonderwerp. Vaak maken tussenkopjes duidelijk wat het deelonderwerp is in een of meer alinea’s.

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
In de inleiding probeert de schrijver de aandacht van de lezer te trekken. 
Verschillende manieren:
  • het onderwerp van de tekst noemen;
  • een belangrijke vraag over het onderwerp stellen;
  • een probleem noemen;
  • een grappig of herkenbaar verhaaltje vertellen;
  • iemands persoonlijke ervaring vertellen;
  • aanleiding noemen




Slide 8 - Tekstslide

Slot
In het slot rondt de schrijver de tekst af. 
Ook dit kan op verschillende manieren:

  • een samenvatting geven;
  • een conclusie trekken;
  • antwoord geven op een belangrijke vraag;
  • de oplossing voor een probleem geven;
  • een advies geven of een oproep doen.




Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
  • In alinea's komen geen onnodige herhalingen voor.
  • I.p.v. eerder genoemde woorden of zinnen gebruikt de schrijver verwijswoorden. 

  • Verwijswoorden zoals: hij, zij, dat, die en daar.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Waar verwijst het naar?
timer
0:30

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Wat
Maken:
Lezen blok 2: 
Blok 2.14 (alle opdrachten)
Wanneer
Vrijdag, 4e uur.
Hoe
Fluisterend met buurman/buurvrouw
Je mag met oortjes in werken.
Klaar?
Kijk even of je al het huiswerk af hebt van Blok 1 en 2 Lezen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link