H1 semaine 11

semaine 11, H1
-5.5 ex 16A tm D livre -5.7 ex 24 tm 27 livre -Leren Apprendre 6, 8 en grammatica
A:  le programme et les buts de la semaine
B : corrigeons les devoirs de la semaine dernière
: C: l'adjectif : het bijvoeglijk naamwoord
E: zelfstandig werken : leren voor TOETSWEEK en afmaken weektaak!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

semaine 11, H1
-5.5 ex 16A tm D livre -5.7 ex 24 tm 27 livre -Leren Apprendre 6, 8 en grammatica
A:  le programme et les buts de la semaine
B : corrigeons les devoirs de la semaine dernière
: C: l'adjectif : het bijvoeglijk naamwoord
E: zelfstandig werken : leren voor TOETSWEEK en afmaken weektaak!

Slide 1 - Tekstslide

Deze week : 
* ik kijk de weektaak van vorige week zorgvuldig na
* ik  maak aantekeningen over het bijvoeglijk naamwoord
* ik bereid me voor op de stof voor de toetsweek

Slide 2 - Tekstslide

8a tm 8e : corrections
1 Ik wil ook over jongens spreken.
 Willen jullie elegant zijn?
2 -
3 je veux 3  /  tu veux 7  /  il veut 1  /  elle veut 5  /  on veut 4
 nous voulons 6 /  vous voulez 2 /  ils veulent - /elles veulent 8

Exercice 8B
1 veux                              4. voulez
2 voulons                       5. veulent
3 veux                              6. veut

Exercice 8C
1 vous voulez
2 nous voulons / on veut
3 tu veux
4 mes parents veulent
5 ton amie / ta copine veut
6 je voudrais



Exercice 8D
Voorbeelduitwerking:
1 Non, je voudrais / je veux un petit chat.
2 Non, ils veulent une maison.
3 Non, elle veut un jean.
4 Non, il veut une Maserati.
5 Non, je veux / voudrais un ordinateur portable.

Exercice 8E – Révision
1 je change
2 tu oublies
3 Éric va
4 nous portons / on porte
5 je suis
6 vous mangez
7 mes grands-parents vont
8 mon frère a
9:14 : online




Slide 3 - Tekstslide

C: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 4 - Open vraag

De vorm van het bijvoeglijk nw

Un jean vert                           Une olive verte

Deux jeans verts                 Deux olives vertes

                 


Slide 5 - Tekstslide

DUS : bij mannelijk geen uitgang, bij vrouwelijk komt er een E achter het bijvoeglijk naamwoord en bij meervoud een S 
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites

Slide 6 - Tekstslide

En nog een keer ......
mannelijk enkelvoud = -
mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e
vrouwelijk meervoud = +es

Slide 7 - Tekstslide

Maar..... let op !

 Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.
  • Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.


Un garçon
 français.          -->           Deux garçons français.
  • Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Slide 8 - Tekstslide

Bijzondere vormen
mannelijk
vrouwelijk
lekker, goed
bon
bonne
mooi
beau
belle
nieuw
nouveau
nouvelle
oud
vieux
vieille

Slide 9 - Tekstslide

Bij vrouweljik enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra...
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 10 - Quizvraag

Mannelijk meervoud krijgt ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ jupe.
A
joli
B
jolie

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La série est ___.
A
intéressant
B
intéressante

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats (m) ___ .
A
noirs
B
noir

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____
A
rouge
B
rougee
C
rouges

Slide 16 - Quizvraag

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het Frans
 achter het zelfstandig naamwoord.

Slide 17 - Tekstslide

Maar deze bijvoeglijk nw staan
vóór het zelfst. nw

Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde:
Léa est une ___.
A
jolie fille
B
fille jolie

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.
A
garçon beau
B
beau garçon

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.
A
fille française
B
française fille

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Elle porte un ___
A
pantalon noir
B
noir pantalon

Slide 22 - Quizvraag

Heb je aantekeningen gemaakt? 
ga nu aan de slag met 16a-d!

Slide 23 - Tekstslide