In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
timer
5:00
Slide 2 - Tekstslide
Check in?
A
groene smiley
B
rode smiley
C
oranje smiley
Slide 3 - Quizvraag
Programma:
Proefwerk woorden, spelling en grammatica
5 min leren
Terugkoppeling woorden
Uitleg grammatica
Lesvragen/ lesdoelen:
Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden door....
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Hoe te leren voor Nederlands
Woorden
Grammatica
Spelling
R
Woordjes uit je hoofd leren
Weten wat een persoonsvorm is
Dictee woorden
T1
Woorden in een zin kunnen plaatsen
Persoonsvorm in een zin kunnen herkennen
Persoonsvorm goed invullen in bestaande zinnen
T2
Woorden in een zin kunnen gebruiken
Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm
Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm
I
-
-
Een klein verhaal kunnen schrijven
Flitskaartjes maken/gebruiken
Zinnen maken
Plaatjes zoeken bij woorden
Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf
Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf
Hoe kan je leren voor Nederlands??
Slide 5 - Tekstslide
Naar de manier of naar de mening van
.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
S
R
P
O
N
J
K
L
M
T
V
Slide 6 - Sleepvraag
Maak een zin met het woord
uit de vorige opdracht. Uit jouw zin moet duidelijk zijn, wat het woord betekent.
Slide 7 - Open vraag
Welke woord past het beste bij de afbeelding?
A
onderschatten
B
ontbreken
Slide 8 - Quizvraag
Welke afbeelding past het beste bij het woord 'te binnen schieten'?
A
B
Slide 9 - Quizvraag
Welke manier van woordjes leren past het beste bij mij?
Woordkaartjes maken
Zinnen maken
Plaatjes zoeken bij woorden
Overeenkomsten en verschillen zoeken
Slide 10 - Poll
Verwerking
Maak de volgende opdrachten
1 Wat een talent , paragraaf Woorden blz. 37
Opdracht 4,5,6,7, 10, 11, 12, 13 , 14, 18, 19, 20
Klaar:
Nakijken (volgende dia Lessonup)
Woordzoeker maken woorden 1 en 2
Via digitale methode: (flitskaartjes - test jezelf lezen / woorden - versterk jezelf.
Slide 11 - Tekstslide
Nederlands
Slide 12 - Tekstslide
Lezen
timer
5:00
Slide 13 - Tekstslide
Check in?
A
groene smiley
B
rode smiley
C
oranje smiley
Slide 14 - Quizvraag
Programma:
Proefwerk Nederlands 3-11 PW Woorden, spelling en grammatica
Uitleg grammatica
Zelfstandig werken
Lesvragen/ lesdoelen:
Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden door....
Slide 15 - Tekstslide
Hoe te leren voor Nederlands
Woorden
Grammatica
Spelling
R
Woordjes uit je hoofd leren
Weten wat een persoonsvorm is
Dictee woorden
T1
Woorden in een zin kunnen plaatsen
Persoonsvorm in een zin kunnen herkennen
Persoonsvorm goed invullen in bestaande zinnen
T2
Woorden in een zin kunnen gebruiken
Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm
Zelf zinnen maken met een goede persoonsvorm
I
-
-
Een klein verhaal kunnen schrijven
Flitskaartjes maken/gebruiken
Zinnen maken
Plaatjes zoeken bij woorden
Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf
Oefenen met extra grammatica / versterk jezelf en test jezelf
Hoe kan je leren voor Nederlands??
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 17 - Quizvraag
"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin." De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 18 - Quizvraag
Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
00:41
Wat gebeurd er met de pv wanneer je de zin vragend maakt?
Slide 21 - Open vraag
00:50
Leg in eigen woorden uit wat de tijdsproof is.
Slide 22 - Open vraag
00:57
Wat gebeurd er met de getalsproof met de pv?
Slide 23 - Open vraag
01:20
Welke manier om de pv te vinden, vind jij het fijnst?
A
zin vragend maken
B
getalsproof
C
tijdsproof
Slide 24 - Quizvraag
Uitleg grammatica blz. 50
Persoonsvorm
De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat een pv. De pv is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.
Je vindt de pv door:
De zin van tijd te veranderen (het woord dat moet veranderen is de pv)
De zin vragend te maken (het woord dat vooraan komt te staan is de pv)
De zin in enkelvoud of meervoud te veranderen (het werkwoord dat moet veranderen is de pv)
Slide 25 - Tekstslide
Verwerking
1. Kies of zelfstandig wilt werken of met de docent
2. Maak de volgende opdrachten 1.7 (blz. 50) 2,3,4,5,6,7,8,9,10
3. Klaar?
Kijk je werk na (veel fouten? kom naar de docent)
Extra grammatica werkboek blz. 67
Leren voor woordenschat
Woordzoeker woordenschat maken
Slide 26 - Tekstslide
Smoelenboek opdracht 3:
Open het document Nederlands - smoelenboek 1
Maak een nieuwe alinea. Deze alinea gaat over jouw klasgenoten. Schrijf hierin een kleine samenvatting over het speeddaten.
Alinea
Een tekst is verdeeld in alinea's. Een alinea is een tekstblokje van twee of meer zinnen die bj elkaar horen. In een alinea staat een stukje van het onderwerp. De zinnen van een alinea schrijf je direct achter elkaar.
Zo kun je een alinea herkennen:
Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Soms staat er een witregel tussen twee alinea's.
Soms begint de eerste regel van een nieuwe alinea met een stukje wit. Dit noem je inspringen.
De laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de regel
timer
10:00
Begin en eind van zinnen
Een zin heeft een begin en een eind. Dat maakt het lezen van een tekst makkelijker.
Een zin begint altijd met een hoofdletter.
Een zin heeft altijd een leesteken aan het eind: een punt, een vraagteken of een uitroepteken.