Van DNA naar eiwit

DNA
Bestaat uit twee ketens (Strengen) Nucleotiden

De strengen kunnen kort uit elkaar, maar niet lang
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DNA
Bestaat uit twee ketens (Strengen) Nucleotiden

De strengen kunnen kort uit elkaar, maar niet lang

Slide 1 - Tekstslide

DNA-molecuul
Nucleotide:
bouwsteen van DNA
Bestaat uit
1 fosfaatgroep
1 suiker
1 stikstofbase


Stikstof
base
Fosfaatgroep
Suiker

Slide 2 - Tekstslide

DNA

DNA bestaat uit basenparen.
A & T en C & G

Slide 3 - Tekstslide

Structuur: 4 stikstofbasen (A-T, C=G) (71C)

Slide 4 - Tekstslide

'De basenparen vormen paren

Adenine (A) met  Thymine (T)
Cytosine (C) met  Guanine (G)

en omgekeerd

DNA-
molecuul

Slide 5 - Tekstslide

DNA molecuul
De ene streng is complementair aan (een soort negatief van) de andere. Als je de ene weet, weet je de andere ook.

Slide 6 - Tekstslide

2 DNA strengen zijn complementair
Complementair (tot een geheel aanvullend)
Als twee strengen onderling basenparen kunnen vormen, zijn de strengen complementair aan elkaar


Slide 7 - Tekstslide

DNA kopiëren

Slide 8 - Tekstslide

DNA kopiëren

Slide 9 - Tekstslide

DNA kopiëren

Slide 10 - Tekstslide

DNA streng:
ACTCGATTACCG

Wat is de complementaire streng?

A
TGAGCTAATGGC
B
UGAGCUAAUGGC
C
ACTTCGTACGGT
D
ACTCGATTACCG

Slide 11 - Quizvraag

De basevolgorde in een stukje DNA is:
TAC-GAC-AGG.
Noteer de complementaire DNA-streng

Slide 12 - Open vraag

Transcriptie (kern): DNA--> RNA (71E)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verschil tussen DNA en RNA

  • RNA is enkelstrengs
  • RNA heeft een ribose als suiker (dus R ipv D)
  • RNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 15 - Tekstslide

van DNA naar RNA
DNA wordt afgelezen en een  complementaire RNA streng wordt gemaakt

Tegenover de A wordt een U ingebouwd, tegenover T een A, bij C een G en bij G een C.


Slide 16 - Tekstslide

2 DNA strengen => 2 functies
Coderende streng
DNA streng met de code voor eiwitten
Matrijs streng
Dient als mal (matrijs) voor het maken van RNA (Code in RNA zelfde als coderende streng

Slide 17 - Tekstslide

Een RNA 'bericht' maken

Slide 18 - Tekstslide

Een RNA 'bericht' maken

Slide 19 - Tekstslide

Een RNA 'bericht' maken
U-|
G-|
A-|
C-|
C-|
U-|

Slide 20 - Tekstslide

Een RNA 'bericht' maken
U-|
G-|
A-|
C-|
C-|
U-|
Naar ribosoom

Slide 21 - Tekstslide

Een stukje matrijs DNA =
TAC AAC TGG

Wat is het complementaire stuk RNA?
A
UAC AAC UGG
B
TUC UUC TGG
C
AUG UUG ACC
D
ATG TTG ACC

Slide 22 - Quizvraag

De basevolgorde in een stukje DNA (matrijs) is:
TAC-GAC-AGG.
Wat is de basevolgorde in het mRNA?

Slide 23 - Open vraag

De basevolgorde in een stukje DNA (coderende streng) is:
TAC-GAC-AGG.

Wat is de basevolgorde in het mRNA?

Slide 24 - Open vraag

Keten van aminozuren

Slide 25 - Tekstslide

Translatie (ribosomen): RNA --> aminozuurvolgorde (71E)

Slide 26 - Tekstslide

van RNA naar eiwit
Het RNA gaat via een kernporie naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het RNA in steeds 3 basen tegelijk (codon).

Slide 27 - Tekstslide

Binas 71G: 'Genetische code'

Slide 28 - Tekstslide

van RNA naar eiwit
BINAS 71 G. Stel codon AAG. 

Slide 29 - Tekstslide

van RNA naar eiwit
BINAS 71 G. 
Stel codon AAG. 

Slide 30 - Tekstslide

van RNA naar eiwit
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.


Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt ->  er wordt dan GEEN aminozuur meer toegevoegd aan de keten

Slide 31 - Tekstslide

De basevolgorde in een stukje mRNA is:
AUG-CUG-UCC.
Welke aminozuren worden hierdoor aan elkaar gekoppeld?

Slide 32 - Open vraag

Vertaal naar eiwit:

AUG-GAG-CAU
A
Met-Gly-Pro
B
Pro-Gly-Met
C
Met-Glu-His
D
His-Glu-Met

Slide 33 - Quizvraag

AUG GGG CCA UGA UAU
Met-Gly-Pro-Thr -Tyr
A
Met-Gly-Pro-Thr -Tyr
B
Met-Gly-Pro-Thr -Tyr
C
Met-Gly-Pro-Tyr-Pro
D
Met-Gly-Pro-stop

Slide 34 - Quizvraag

Een stukje DNA = TAC AAC TGG CAC GGA CTG AAT
1. Maak de complementaire RNA streng.
2.Vertaal het RNA naar een aminozuurketen.
Schrijf de gemaakte aminozuurketen op in 3 letter codes met streepjes (Met-Met- ....)

Slide 35 - Open vraag