Les 5: Identiteit (KLAAR)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GesMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat identiteit, identificatie en groepsidentificatie betekenen (R)
  2. Je kunt uitleggen wat groepsnormen en groepsdruk zijn en hier voorbeelden van noemen (T)
  3. Je kunt een generatieconflict beschrijven en herkennen (T)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


WERK & MEDIA



Les X: Titel les
Maatschappijleer
HB3B
Les 5: Identiteit (H3.3) 

Maatschappijkunde Kader 3
2024-2025
CULTUUR EN IDENTITEIT

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog
van de vorige les?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Worden wie je bent
Wat je tijdens je socialisatie aanleert, bepaalt voor een groot deel wie je bent. Je ontwikkelt zo je eigen identiteit: je persoonlijkheid, alle kenmerken en ervaringen die bij jou horen. 

Vooral tijdens de puberteit ga je op zoek naar wie je bent en wie je wilt zijn. Je maakt meer eigen keuzes: welke kleren je draagt, wie je vrienden zijn en naar welke muziek je luistert. Veel jongeren experimenteren in deze fase bijvoorbeeld met alcohol of drugs.

Ook ontwikkel je je seksuele identiteit. Je wordt verliefd en ontdekt of je op jongens of meisjes valt, of allebei. In deze zoektocht is het voor veel jongeren belangrijk om met andere jongeren om te gaan. Zo leer je wat goed bij je past en wat je wel en niet wilt. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsgevoel
Jongeren horen vaak bij een of meer groepen. Op school maken jongeren meestal deel uit van een groep. En buiten school gaat de een graag naar festivals, terwijl een ander liever traint met zijn voetbalteam. We noemen dit groepsgevoel, je voelt je verbonden met een groep mensen omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt. 

Dat geldt soms zelfs voor mensen die je niet kent. Bijvoorbeeld wanneer je in het buitenlands iemand Nederlands hoort praten. Je voelt direct een band omdat je allebei Nederlands spreekt. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat groepsgevoel? 
Je kunt je om verschillende redenen verbonden voelen met bepaalde groepen in de samenleving. Enkele voorbeelden: 

  • de plaats waar je woont of vandaan komt
  • geloof
  • belangen of problemen
  • hobby's of interesses

Als jongeren veel dingen met elkaar delen, zoals muziek, kleding, en andere gewoontes, vormen ze met elkaar een jongerencultuur, een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsnormen
De meeste mensen vinden het fijn om bij een groep te horen. Zo voelen ze zich verbonden met anderen. Bovendien weet je welk gedrag je van elkaar kunt verwachten. Bijvoorbeeld of je elkaar een knuffel of een boks geeft als je elkaar ziet. We noemen dat groepsnormen: ongeschreven regels die bij een bepaalde groep horen. 

Groepsnormen kunnen soms zo veel invloed hebben, dat er groepsdruk ontstaat, het gevoel dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep. Je gaat bijvoorbeeld roken omdat de anderen dat ook doen. Of je vrienden halen je over om iets te vernielen. Je bent bang dat wanneer je niet meedoet, je uit de groep wordt gegooid. Door groepsdruk doen mensen soms dingen die ze eigenlijk niet willen doen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen met ouders
Tot je 25e (dus zelfs nog na je puberteit) zijn je hersenen in ontwikkeling. Dit zorgt ervoor dat jongeren heftigere emoties hebben en het lastiger vinden om de gevolgen de gevolgen van hun gedrag in te schatten. 

Wanneer jouw waarden en normen botsen met die van je ouders, kan dit leiden tot onbegrip en ruzies. Je kunt discussies krijgen over uitgaan, kleding, gamen of het gebruik van je telefoon. Vaak is er in zo'n situatie sprake van een generatieconflict: een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd. 

Maar conflicten zijn ook nuttig. Je leert zo steeds een beetje beter wie jij bent en wat voor jou belangrijk is. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten H3.3 (blz. 73-74)
H3.3: opdracht 1 t/m 10

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor volgende keer
Invullen samenvatting H3.3 (blz. 75)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Begrippen
           uit deze les
- Identiteit = je persoonlijkheid, gevormd door alle kenmerken en ervaringen die bij jou horen
- Identificatie = dat je bepaalde kenmerken van jezelf herkent bij anderen
- Groepsidentificatie = je voelt je verbonden met een groep mensen omdat je dezelfde kenmerken en gewoonten hebt
- Groepsnormen = ongeschreven regels die bij een bepaalde groep horen
- Groepsdruk = het gevoel dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep
- Generatieconflict = een meningsverschil dat wordt veroorzaakt door een verschil in leeftijd

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies