Lezen par. 3: uiteenzetting, betoog en beschouwing

Welkom H4C
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom H4C
Telefoon in telefoontas?
Boek, schrift en pen op tafel?
Tas op de grond?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
- Even oefenen
- Voorbeeld 
- Documentatiemap 
- Literaire begrippen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe begin je de eerste alinea van je middenstuk? (dus na de inleiding)

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem zo veel mogelijk verschillende woorden voor mooi

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Noem zo veel mogelijk verschillende woorden voor moeilijk

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Noem zo veel mogelijk verschillende woorden voor stom

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldje 
Om te beginnen is Het Leven van een Loser een aanrader om te lezen vanwege de diepgang van de personages. De auteur/Jeff Kinney weet op meesterlijke wijze complexe en gelaagde personages te creëren die de lezer betoveren en intrigeren/meenemen in het verhaal. Door hun worstelingen/problemen, overwinningen/successen en persoonlijke groei/ontwikkeling ontstaat er een diepe band tussen de lezer en de personages, waardoor het verhaal des te meeslepender wordt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op
1. Zorg voor een duidelijke structuur; 
2. Gebruik literaire begrippen;
3. Pas het AUB-model toe;
4. Zorg voor een passend slot, inclusief uitsmijter;
5. Afwisseling tussen korte en lange zinnen;
6. Vermijd storende herhalingen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literaire begrippen
Motief: Een herhaaldelijk thema, symbool of idee in een literair werk dat een diepere betekenis draagt en de thematische ontwikkeling ondersteunt.
Vertelperspectief: De manier waarop het verhaal wordt verteld. 
Symboliek: Het gebruik van symbolen om abstracte ideeën of concepten te vertegenwoordigen, dieper inzicht bieden in de thema's en betekenissen van het werk.
Ironie: Het gebruik van woorden of uitdrukkingen waarvan de werkelijke betekenis verschilt van de letterlijke betekenis, vaak om humor, spanning of kritiek te creëren.
Thematiek: De centrale ideeën, concepten of berichten die worden verkend in een literair werk.











Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literaire begrippen
Tijd en ruimte: De manier waarop tijd en ruimte worden georganiseerd en gebruikt in het verhaal, inclusief flashbacks, vooruitwijzingen, en setting.
Personages: De karakters in het verhaal en hun ontwikkeling, motivaties en relaties tot elkaar.
Verteltechnieken: De technieken die de schrijver gebruikt om het verhaal te vertellen, zoals flashbacks, vooruitwijzingen, enzovoort.
Poëtisch taalgebruik: Het gebruik van ritme, rijm, metrum en andere poëtische elementen in proza of poëzie.
Genre: De categorie of stijl van het literaire werk, zoals roman, tragedie, komedie, sciencefiction, enzovoort.










Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden
Lees het document goed door. Leer de signaalwoorden en de bijpassende verbanden uit je hoofd. 


timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par. 3: Uiteenzetting, betoog of beschouwing?
Uiteenzetting
Betoog
Beschouwing
Informatief
Overtuigend
Opiniërend
Objectief
Subjectief
Objectief
Feiten, uitleg en voorbeelden
Standpunten en argumenten
Feiten, uitleg en voorbeelden
Hoofdgedachte = constatering
Hoofdgedachte = mening
Hoofdgedachte =  open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1, 2 en 3 gaan over hetzelfde onderwerp.
Welk onderwerp is dat?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 1. Wat is de functie van de titel?
Proefverlof: voor even op vrije voeten
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 2. Wat is de functie van de titel?
Gelijke monniken, gelijke kappen?
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 3. Wat is de functie van de titel?
Proefverlof werkt juist uitstekend.
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst vind je de meeste informatie over het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst wordt het duidelijkst een standpunt ingenomen over het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst geven diverse deskundigen hun visie op het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het proefverlof functioneert, leidt tot een lagere recidive en bevordert de re-integratie.
Er blijken verschillende opvattingen te bestaan over het proefverlof – en mogelijk ook wel over de mensen die op proefverlof mogen –, die uiteenlopen van zonder meer afschaffen, drastisch inkorten tot onvoorwaardelijk handhaven.
Er zijn voor gedetineerden twee soorten verlof, die aan strenge regels gebonden zijn: algemeen verlof en proefverlof; dat laatste wordt in drie fasen voorbereid.
Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3

Slide 20 - Sleepvraag

Vraag de leerlingen de teksten te koppelen aan de juiste hoofdgedachtes. Vraag vervolgens op basis van deze hoofdgedachtes: wat is het tekstdoel en de tekstsoort?
Tekst
Hoofdgedachte
Doel
Soort
1
Er zijn voor gedetineerden twee soorten verlof, die aan strenge regels gebonden zijn: algemeen verlof en proefverlof; dat laatste wordt in drie fasen voorbereid. 

informeren
uiteenzetting
2
Er blijken verschillende opvattingen te bestaan over het proefverlof – en mogelijk ook wel over de mensen die op proefverlof mogen –, die uiteenlopen van zonder meer afschaffen, drastisch inkorten tot onvoorwaardelijk handhaven.

opiniëren
beschouwing
3
Het proefverlof functioneert, leidt tot een lagere recidive en bevordert de re-integratie. 

overtuigen
betoog

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
Wat? Opdracht 1  (blz. 77-79) 
Hoe? Je mag in tweetallen overleggen.
Tijd? Je hebt alleen de eerste les, daarna wordt het huiswerk voor maandag
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog? 
We hebben het vorige week gehad over een column. Jullie hebben toen ook mijn column gelezen. 

Wat bevat een column vaak?
  • een aanleiding voor het schrijven (een gebeurtenis of anekdote)
  • de persoonlijke mening van een columnist.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je deze les bereiken?
1. Je kunt onderscheid maken tussen uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten;

2. Je kunt een vergelijking maken met andere teksten en tussen tekstdelen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
1. Een uiteenzetting

2. Een betoog

3. Een beschouwing

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par. 3: Uiteenzetting, betoog of beschouwing?
Uiteenzetting
Betoog
Beschouwing
Informatief
Overtuigend
Opiniërend
Objectief
Subjectief
Objectief
Feiten, uitleg en voorbeelden
Standpunten en argumenten
Feiten, uitleg en voorbeelden
Hoofdgedachte = constatering
Hoofdgedachte = mening
Hoofdgedachte =  open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschouwing
opiniëren = zelf laten nadenken, zodat de lezer een mening kan vormen

Voorbeelden: voor- en nadelen, verschillende meningen van deskundigen en betrokkenen over een kwestie, verschillende oplossingen en de voor- en nadelen bij die oplossingen. 

Voorbeeld hg: 'Hoewel we moeten accepteren dat alles in onze maatschappij tegenwoordig sneller gaat dan vroeger, is het nog maar de vraag of we ons er werkelijk door bevrijd voelen en of we echt tijd overhouden.'

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proefverlof
We gaan zo een tekst lezen over proefverlof. Wat weet jij al over proefverlof?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Video over proefverlof
  • Wat hebben we net gezien?
  • 'Sketchserie over de hete hangijzers van nu waar veel over gepraat en geschreeuwd wordt, maar te weinig om wordt gelachen.'

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par. 3: Uiteenzetting, betoog of beschouwing?
Opdracht 1 (blz. 70-73). 

- We lezen tekst 1 samen, tekst 2 en 3 lees je zelf. Denk voor jezelf steeds na: welke tekstsoort hoort bij de tekst die ik lees? 

- Maak na het lezen opdracht 1 (blz. 70) 

- We werken in het begin in stilte, zodat iedereen zich goed kan concentreren op de tekst. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 1, 2 en 3 gaan over hetzelfde onderwerp.
Welk onderwerp is dat?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 1. Wat is de functie van de titel?
Proefverlof: voor even op vrije voeten
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 2. Wat is de functie van de titel?
Gelijke monniken, gelijke kappen?
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de titel van tekst 3. Wat is de functie van de titel?
Proefverlof werkt juist uitstekend.
A
De lezer motiveren de tekst te lezen.
B
De mening van de auteur weergeven.
C
Een nieuwsfeit vaststellen.
D
Het onderwerp van de tekst noemen.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst vind je de meeste informatie over het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst wordt het duidelijkst een standpunt ingenomen over het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekst geven diverse deskundigen hun visie op het onderwerp?
A
Tekst 1
B
Tekst 2
C
Tekst 3

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het proefverlof functioneert, leidt tot een lagere recidive en bevordert de re-integratie.
Er blijken verschillende opvattingen te bestaan over het proefverlof – en mogelijk ook wel over de mensen die op proefverlof mogen –, die uiteenlopen van zonder meer afschaffen, drastisch inkorten tot onvoorwaardelijk handhaven.
Er zijn voor gedetineerden twee soorten verlof, die aan strenge regels gebonden zijn: algemeen verlof en proefverlof; dat laatste wordt in drie fasen voorbereid.
Tekst 1
Tekst 2
Tekst 3

Slide 39 - Sleepvraag

Vraag de leerlingen de teksten te koppelen aan de juiste hoofdgedachtes. Vraag vervolgens op basis van deze hoofdgedachtes: wat is het tekstdoel en de tekstsoort?
Tekst
Hoofdgedachte
Doel
Soort
1
Er zijn voor gedetineerden twee soorten verlof, die aan strenge regels gebonden zijn: algemeen verlof en proefverlof; dat laatste wordt in drie fasen voorbereid. 

informeren
uiteenzetting
2
Er blijken verschillende opvattingen te bestaan over het proefverlof – en mogelijk ook wel over de mensen die op proefverlof mogen –, die uiteenlopen van zonder meer afschaffen, drastisch inkorten tot onvoorwaardelijk handhaven.

opiniëren
beschouwing
3
Het proefverlof functioneert, leidt tot een lagere recidive en bevordert de re-integratie. 

overtuigen
betoog

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Maak vraag 3: noteer de betekenis van de volgende woord(groep)en. Pas een woordraadstrategie toe of gebruik een woordenboek.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Je kunt onderscheid maken tussen uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten;
  • Je kunt een vergelijking maken met andere teksten en tussen tekstdelen.

Voor de volgende keer: 
  • lees de theorie van par. 4: stappenplan tekstanalyse op blz. 74 t/m 77
  • maak opdracht 1 of 2 op 77 blz. t/m 82

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies