In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Klas 3 Economie
12 april
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Programma
dagopening
nieuw hoofdstuk
- productiefactoren
- bedrijfskolom
aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Paragraaf 6.1
Produceren maar !
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoel
In deze les leer je:
wat heb je nodig om te produceren
wat betekent arbeidsintensief en kapitaalintensief
wat is een bedrijfskolom
Slide 5 - Tekstslide
Lesdoel
Wat zijn productiefactoren en welke zijn er
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Productiefactoren
Slide 8 - Tekstslide
Lesdoel
Wat is een bedrijfskolom En hoe voegen bedrijven waarde toe
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom Alle bedrijven die meewerken aan een product
Toegevoegde waarde Door elke bewerking wordt het product meer waard. Iedereen wil er aan verdienen
Slide 11 - Tekstslide
Onderaan bedrijfskolom - hoog in waarde
Tweede in bedrijfskolom - iets meer waarde
Bovenaan bedrijfskolom - laag in waarde
Slide 12 - Sleepvraag
De supermarkt voegt... toe aan de waarde
A
1,10 euro
B
1,65 euro
C
0 euro
D
0,55 euro
Slide 13 - Quizvraag
Lesdoel
Wat is arbeidsintensief en wat is kapitaalintensief
Slide 14 - Tekstslide
Arbeidsintensief en kapitaalintensief
Productie vooral door menselijke arbeid
Als er meer gebruik gemaakt wordt van machines (= kapitaalgoederen)
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
Maak uit paragraaf 6.1 (blz 160, 161, 162)
2, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Slide 16 - Tekstslide
Klas 3 Economie
18 april
Welkom
Slide 17 - Tekstslide
Programma
Herhalen:
- productiefactoren
- bedrijfskolom
- toegevoegde waarde
Nieuwe onderwerpen: (REKENEN)
- afschrijvingen
- brutowinstopslag
Slide 18 - Tekstslide
Productiefactoren
Slide 19 - Tekstslide
Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
LOON
RENTE
WINST
PACHT
Slide 20 - Sleepvraag
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom Alle bedrijven die meewerken aan een product
Toegevoegde waarde Door elke bewerking wordt het product meer waard. Iedereen wil er aan verdienen
Slide 21 - Tekstslide
Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel
Slide 22 - Sleepvraag
Lesdoel
Wat is afschrijven
Hoe bereken je een afschrijving
Slide 23 - Tekstslide
Afschrijven
Afschrijven per jaar = Waardevermindering per jaar van een machine (kapitaalgoed)
Aanschafwaarde = aankoopprijs
Restwaarde = waarde bij inruil
Gebruiksduur = aantal jaren dat je het gebruikt
Slide 24 - Tekstslide
Afschrijven
Formule = (aankoopprijs - restwaarde) : aantal jaar
Een ondernemer koopt een Volkswagen bestelbus voor € 30.000,-. De bus gaat 10 jaar mee en na die tien jaar is de bus nog € 4.000,- waard.
Bereken de afschrijving (waardevermindering) per jaar
Slide 25 - Tekstslide
Afschrijving
NU
OVER 10 JAAR
€ 30.000
€ 4000
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal jaren
De bus is in 10 jaar tijd (30.000 - 4000) € 26.000 minder waard geworden.
Dat is per jaar € 26000 : 10 = € 2.600
Slide 26 - Tekstslide
Bereken de afschrijving per jaar. Bedros heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 27 - Quizvraag
Bereken de afschrijving per jaar. Bastiaan heeft voor € 20.000 een auto gekocht en hij wil die in 6 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 6 jaar nog voor € 2.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000
Slide 28 - Quizvraag
Aan de slag
Maak uit paragraaf 6.1 de opdrachten 10 tm 13
Dit is huiswerk voor morgen
LET OP: HUISWERKCONTROLE
Klaar?
Lees zelf de theorie op blz 164 (paragraaf 6.2)
Maak uit paragraaf 6.2 de opdracht 2,3 en 4
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Oefenen
Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van deze lesson up.
Succes!
Slide 31 - Tekstslide
Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT
Slide 32 - Sleepvraag
Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon
Slide 33 - Quizvraag
Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen
vooral het werk.
B
Machines doen vooral het werk.
Slide 34 - Quizvraag
Het schilderen van een huis is ...
A
kapitaalintensief.
B
arbeidsintensief.
Slide 35 - Quizvraag
Wat hoort niet thuis in de bedrijfskolom?
A
graanboer
B
meelfabriek
C
bakker
D
consument
Slide 36 - Quizvraag
Je hebt een auto gekocht voor €18.000,- Deze auto gaan 15 jaar mee. Er is geen restwaarde. Hoeveel moet je per jaar afschrijven?