poëzie les 6: Van Ostaijen en Nijhoff

timer
15:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie
Doel: ik kan een gedicht analyseren

Doel: ik weet kenmerken van Van Ostaijen, Marsman, Elsschot en Nijhoff.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
Wat weten we nog over de Tachtigers?
(Ik ween om bloemen, Zie ik hou van je)

Slide 3 - Tekstslide

Reactie
  • autonoom taalbouwsel
  1. klanken
  2. herhalingen
  3. beeldspraak (meer associatief dan logisch)

  • autonomie-gedachte

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Paul van Ostaijen
  • Bombardementen Antwerpen WO1
  • Vertrouwde niet op de zichtbare werkelijkheid
  • Dadaïstische periode (Dada = antikunst, afzettten tegen burgerlijkheid, kunst stelt niets voor)
  • Muzikale periode: klanken, meetrillend in onderbewustzijn, spontaan, onbevangen als een kind, kinderlijke taal

  • modernisme/expressionisme/dadaïsme

Slide 6 - Tekstslide

Verder
  • Laten zien wie de dichter achter de dichter was, wat zijn levenshouding was. Bv. Willem Elsschot

  • Geen stroming: combinatie autonomie en traditionele dichtvormen. Bv. Martinus Nijhoff. Eenvoudige taal, comlexe thematiek

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
  • Het groepje presenteert zijn bevindingen
  • Schrijf mee. Denk daarbij aan alle theorie die we tot nu toe gehad hebben (metrum, rijmschema’s, strofevormen, interpretatie, beeldspraak, stijlfiguren)



Slide 11 - Tekstslide

Het kind en ik
  • De ik-persoon vertelt over een moment dat hij bij het water van plan was te gaan vissen. In de eerste strofe vertelt hij dat hij zou gaan vissen en hij schuift het kroos aan de kant. In de tweede strofe vertelt hij wat hij ziet nu hij de bodem kan zien. Hij ziet een kind, zichzelf, in een tuin. In de derde strofe vertelt hij wat het kind doet, het schrijft. Hij herkent wat het kind schrijft (hij heeft het tenslotte zelf eens geschreven). In de vierde strofe vertelt hij dat het kind iets schrijft dat hij nog niet geschreven heeft, maar wel zou willen schrijven. In de vijfde strofe vertelt hij dat de letters worden uitgewist zodra hij weet wat er staat.

Slide 12 - Tekstslide

Het kind en ik
  • Poëtica: gedicht over dichten
  • Gekruist rijm
  • Assonantie: 2 oe, 4 a, 5 e, 18 i
  • metafoor: vissen = nadenken over vroeger. Wak = gedachtengang. Zwarte spiegelgrond = zijn gedachten. Onbetreden tuin = kind is nog onbeschreven/zuiver.


Slide 13 - Tekstslide

Het kind en ik
  • Het voegwoord "maar" duidt op iets nieuws. Het is in ieder geval een veralgemening van wat de dichter heeft waargenomen. Namelijk dat het kind de inspiratiebron is van alle poëzie die de dichter nog ooit wenst te schrijven.
  • Thematiek: dat je wel op zoek kan gaan naar de zuiverheid die je als kind nog hebt, maar dat je dit niet zal vinden. Op het moment dat je het bijna weet zal je er toch net niet achterkomen. Een volwassene is nou eenmaal gevormd door de maatschappij en kan niet zo onwetend, zuiver zijn als een kind.

Slide 14 - Tekstslide

Marc groet 's morgens de dingen
  • Vrij vers, geen strofenbouw, geen metrum
  • Herhaling belangrijk, alle regels beginnen met begroeting
  • Met wit worden pauzes aangegeven
  • Assonantie
  • Alliteratie
  • Gebabbel kind, onbevangen spelen als een kind

Slide 15 - Tekstslide

Marc groet 's morgens de dingen
Kind komt 's morgens beneden en groet de dingen (zie titel). Kijkt als een dichter: spelenderwijs door in het ritme, 'ploem ploem', plezier in alliteratie 'pijp', 'pet. Vis harder gegroet.

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie
Wat zijn belangrijkste verschillen tussen de twee behandelde dichters/gedichten?

Slide 17 - Tekstslide