Vaardigheden toets

Vaardighedentoets
Paragraaf 8.3 en 8.5
De onafhankelijkheid van Nederlands-Indie en Suriname
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vaardighedentoets
Paragraaf 8.3 en 8.5
De onafhankelijkheid van Nederlands-Indie en Suriname

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een vaardighedentoets?
We testen niet of jullie informatie uit een tekst kunnen leren en onthouden, maar of jullie gegeven tekst kunnen toepassen in verschillende situaties.

In de toets vind je onder andere spotprenten, affiches en artikelen, maar geen vragen waarbij je het antwoord letterlijk kan opzoeken in de tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Wat neem je mee?
Je leerboek
 Een etui

Niet:
Het werkboek

Slide 3 - Tekstslide

Wat doe je ter voorbereiding?
1. Lees paragraaf 8.3 en 8.5 door in je leerboek
2. Markeer deze pagina's eventueel zodat je deze snel vindt bij de toets
3. Neem deze LessonUp door

Slide 4 - Tekstslide

De toets:
1. Geeft per vraag aan welke paragraaf of alinea uit het leerboek je moet gebruiken. 

2. Elke vraag is een bronvraag. Maak dus ook altijd gebruik van de bron om de vraag te beantwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Spotprenten:
​Als je een spotprent wil begrijpen, gebruik dan het volgende stappenplan:
1. Wat zie ik?
2. Over welke personen/landen gaat de tekening?
3. Over welke historische gebeurtenis/ontwikkeling gaat de tekening?
4. Wat is de mening van de tekenaar?
Met welke beeldelementen ondersteunt de tekenaar zijn mening?

Slide 6 - Tekstslide

Spotprenten:
​Als je een vraag over een spotprent beantwoord gebruik je altijd beeldelementen in je antwoord. In de vraag wordt vaak aangegeven hoeveel beeldelementen dat moeten zijn.

Schrijf het zo op:
 De mening van de tekenaar is...........
op de afbeelding zie ik dat aan................en...................

Slide 7 - Tekstslide

Tekstbronnen
1. Lees de vraag goed en kijk goed naar de Instructiewoorden: leg uit, beschrijf, verklaar, reken, geeft het verband aan tussen, enz.

2. Nu de bron goed lezen + alle informatie die je krijgt. Uit welke tijd komt de bron en wie is de spreker in de bron? Waarover gaat de bron? 
Leg goed op een bijschrift, daar staat vaak hele belangrijke informatie in.

 

Slide 8 - Tekstslide

Vraag beantwoorden (OUD)
O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat.
U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.
D = staat voor daarom of daardoor. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Slide 9 - Tekstslide

Vaardigheden
- Is een bron betrouwbaar
Welke vragen moet je jezelf stellen?

- Is een bron bruikbaar
Waar moet je dan rekening mee houden?

Slide 10 - Tekstslide

wat weet je over
Nederlands-Indië?

Slide 11 - Woordweb

8.3: Nederlands-Indië wordt Indonesië
Nederlands-Indië was al lange tijd in Nederlandse handen. De VOC had de kolonie veroverd en had het later overgedaan aan de Nederlandse staat. De bevolking werd gedwongen om producten te produceren voor de Nederlandse markt. Begin 19e eeuw beginnen de inwoners van Nederlands-Indië zich sterkt te maken voor een eigen staat, onafhankelijk van Nederland.
Indonesië wordt geboren!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

8.5: Suriname onafhankelijk
Suriname was van 1667 tot 1922 (met enige onderbreking) een kolonie; eerst in particulier bezit en na de Franse tijd (rond 1800) in staatsbezit. Geleidelijk werd hierna grotere zelfstandigheid ingevoerd. Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijk land. Op die datum werd de statutaire band met het Koninkrijk verbroken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video