Sector 01- Communicatie deel 2

Sector 01- Communicatie
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
CultuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Sector 01- Communicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten communicatie
In het interpersoonlijk communicatieproces is er sprake van drie soorten communicatie.
  • Verbale communicatie is communicatie via woorden.
  • Non-verbale communicatie is communicatie zonder woorden, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kleding, tekens … Ook signalen waarop we geen vat hebben, zoals blozen en zweten, vallen daaronder.
  • Subverbale communicatie is communicatie die ondersteunt wat je zegt.   Door in de boodschap de toon van de stem, de intonatie, spreektempo, pauzes of haperingen in te lassen kan de boodschap anders gedecodeerd worden door de ontvanger

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Soorten ruis op communicatie
Fysieke ruis = Omvat alle signalen van buitenaf die het spreken, luisteren of kijken bemoeilijken. 
Fysiologische ruis = Is elke lichamelijke beperking bij de zender of ontvanger die het communiceren moeilijker maakt.
Psychologische ruis = Omvat alle vooroordelen en stereotiepe opvattingen die de communicatie belemmeren. 
Semantische ruis = Ontstaat als de betrokken partijen verschillende codes hanteren, zoals een andere taal of een specifiek jargon. 


.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Semantische ruis 
Ontstaat als de betrokken partijen verschillende codes hanteren, zoals een andere taal of een specifiek jargon. 

Semantische ruis komt ook voor wanneer analfabeten geconfronteerd
worden met een tekst. 

Ook als een leerkracht een moeilijke vaktaal gebruikt, zal sommige leerlingen de boodschap ontgaan.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer moeder boos is, gaat haar stem omhoog en spreekt ze luider. De luide stem is een voorbeeld van
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
subverbale communicatie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie een regenboogvlag uithangt, toont dat hij de LGBTQ-gemeenschap steunt. Dat is een voorbeeld van
A
verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
subverbale communicatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over de volgende twee stellingen klopt?

1) Handgebaren en stemkleur zijn voorbeelden van non-verbale communicatie.
2) Handgebaren zijn voorbeelden van analoge taal.

A
Stellingen 1 en 2 zijn juist.
B
Stellingen 1 en 2 zijn fout.
C
Stelling 2 is juist, stelling 1 is fout.
D
Stelling 1 is juist, stelling 2 is fout.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ella heeft barstende hoofdpijn tijdens de les cultuurwetenschappen en kan de uitleg van de leerkracht amper volgen. Dat is een voorbeeld van
A
fysieke ruis
B
psychologische ruis
C
fysiologische ruis
D
semantische ruis

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens een vergadering verwoordt een arbeider een klacht i.v.m. de nieuwe werkroosters. ‘Arbeiders hebben altijd iets om over te klagen’, denkt de manager, die amper hoort wat de arbeider zegt. Dat is een voorbeeld van
A
fysieke ruis
B
psychologische ruis
C
fysiologische ruis
D
semantische ruis

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Yana mist de helft van het verhaal van Ine omdat er net op dat moment een vliegtuig overvliegt.
A
fysieke ruis
B
psychologische ruis
C
fysiologische ruis
D
semantische ruis

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaats de volgende voorbeelden op de juiste plaats in het schema van de soorten communicatie.
  

verbaal
non-verbaal
Een tekstbericht op Twitter
Hijgen
Een emoji van een opgestoken duim
De leerkracht die zegt: ‘Goeiemorgen’
Een geschreven zin in een bordboek
Je vriend geeft je een knipoog

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbaal en non verbaal 
De verbale en non-verbale communicatie kunnen worden gecombineerd met de elementen vocaal/ auditief (stem/horen) en non-vocaal/visueel (zonder stem/zien).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binnen-, buiten- en overkant van communicatie

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

BINNENKANT
Omvat wat er binnen in je omgaat. Dat zijn onder andere je gedachten, meningen, opvattingen en gevoelens. Ook de intentie van je gedrag bevindt zich in de binnenkant. 
Die is bij interpersoonlijke communicatie niet rechtstreeks waarneembaar voor de gesprekspartner.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BUITENKANT
Is het gedrag dat de ander kan waarnemen. Je houding, intonatie, gezichtsuitdrukkingen en uitspraken maken daar deel van uit. 

Maar ook niets doen wordt als de buitenkant van communicatie beschouwd.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OVERKANT
 Is je gesprekspartner die beïnvloed wordt door jouw buitenkant, ook al
ziet hij je binnenkant niet. Wat je buitenkant bij die gesprekspartner teweegbrengt, heet het effect. 

Dat wordt dus niet bepaald door je bedoelingen, maar door je gedrag.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekts.
Flore en Lennert zijn een koppel. Ze zitten allebei in het vierde middelbaar. Flore voelt
zich niet zo gelukkig de laatste tijd. Thuis gaat het wat minder. Vader en moeder ruziën
constant over de kleinste dingen. Ze proberen allebei om Flore aan hun kant te krijgen.
Lennert zit de laatste tijd ook niet zo goed in zijn vel. Zijn twee beste vrienden zijn jaloers
op zijn relatie met Flore. Een tijdje geleden kreeg hij van één van hen een tekstberichtje
waarin stond dat hij binnenkort moet kiezen tussen Flore en hen. De boze emoji op het
einde van het berichtje maakte hem danig van streek …
Na school vraagt Flore: ‘Gaan we even uitwaaien in het park? Ik heb er echt nood aan.’ Lennert zit aan de vijver afwezig voor zich uit te staren. Flore probeert hem te troosten, legt haar arm over zijn schouder en zegt stilletjes: ‘Het komt wel goed.’ Lennert slaakt een diepe zucht ...

Slide 19 - Tekstslide

Vragen wat is de verbale communicatie
Wat is de non-verbale communicatie
subverbale communicatie
Schrijf wat de binnen- en buitenkant van Flore en Lennert is.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelgedrag

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelgedrag
Een specifieke vorm van communicatie is spiegelgedrag. Daarbij gaan we het gedrag van anderen spiegelen of imiteren

In het programma Ook getest op mensen werd dat gedrag a.d.h.v. een experiment onderzocht.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de onderzoeksvraag?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de onafhankelijke variabele (het kenmerk dat we manipuleren)?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de afhankelijke variabele (het kenmerk dat als gevolg van de manipulatie verandert)?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de controlegroep?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de experimentele groep?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conclusie van het experiment?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moeten we voorzichtig zijn met het trekken van conclusies uit dit experiment?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaktaal
Actief luisteren: gestructureerde manier van luisteren en reageren waarbij de aandacht op de spreker wordt gelegd
Analoge taal: intonatie, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal die gebruikt worden in de communicatie
Complementaire communicatie: communicatie waarbij de ene communicatiepartner ondergeschikt is aan de andere
Digitale taal: woorden, tekens en gebaren die gebruikt worden in de communicatie
Empathie: vermogen om zich te verplaatsen in de gevoelens en de gedachtegang van de ander

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaktaal
Non-verbale communicatie: communicatie zonder woorden, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kledij en tekens
Spiegelgedrag: vorm van communicatie waarbij we het gedrag van anderen spiegelen of imiteren
Subverbale communicatie: communicatie die ondersteunt wat je zegt, zoals de stemkleur en de intonatie
Symmetrische communicatie: communicatie waarbij de zender en de ontvanger op hetzelfde machtsniveau staan
Verbale communicatie: communicatie via woorden


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelgedrag
We kunnen niet alleen houdingen of bewegingen imiteren maar ook het spreektempo, de intonatie en zelfs de woordkeuze. Het spiegelgedrag gebeurt vaak spontaan
en onbewust. Zo kunnen partners automatisch elkaars tempo overnemen tijdens een wandeling of nemen mensen aan tafel pas een hap als hun tafelgenoot dat ook doet.

Het bovenstaande experiment toonde echter aan dat het spiegelgedrag ook bewust kan gebeuren. Uit onderzoek blijkt dat spiegelgedrag zorgt voor onderling vertrouwen en verbondenheid. Daarnaast maakt spiegelgedrag dat mensen de interactie als aangenaam ervaren. Het kan daarom interessant zijn om in sommige situaties anderen bewust te spiegelen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een concreet voorbeeld van dergelijk bewust spiegelgedrag

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Factoren die invloed hebben op interpersoonlijke communicatie

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Invloed van socio-culturele factoren

Heel wat verschillende factoren beïnvloeden de interpersoonlijke communicatie:
  • geloof  
  • scholarisatie (leerplicht) 
  • opvoedingsmilieu 
  • socio-economische status (opleiding,beroep, inkomen) 
  • cultuur  
  • leeftijd  
  • gender

Maak de oefening in de planner --> Sector 02 Invloed van socio-culturele factoren oefening

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communicatieaxioma’s
We spreken altijd dubbel. Volgens de Oostenrijks-Amerikaanse psycholoog Paul Watzlawick (1921-2007) gelden er vijf basisprincipes in interpersoonlijke communicatie. Ze zijn bekend als de vijf axioma’s of wetten van Watzlawick.
  1.  Je kunt niet niet communiceren
  2.  We spreken altijd dubbel
  3.  Iedereen heeft zijn waarheid
  4.  Digitale en analoge taal
  5.  Wie heeft het voor het zeggen?

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt niet niet communiceren
In ons sociaal gedrag communiceren we altijd, waardoor we de ander ook steeds beïnvloeden.
We kunnen dat doen door iets te zeggen. Maar zelfs als we niets zeggen, kunnen anderen veel afleiden uit die stilte.

Mogelijke boodschappen kunnen in dat geval zijn dat we het antwoord op een vraag niet weten, dat we de vraag niet gehoord hebben of dat we eerder verlegen zijn.
Het gaat om non-verbale communicatie. Elk gedrag is dus communicatie.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We spreken altijd dubbel
Bij interpersoonlijke communicatie is er naast een inhoudsaspect ook altijd een betrekkingsaspect. Dat betekent dat er in de communicatie naast de inhoud van de boodschap (inhoudsaspect) ook iets gezegd wordt over de manier waarop mensen tegenover elkaar staan (betrekkingsaspect). 

In de manier waarop we communiceren, drukken we uit hoe we naar onszelf en onze gesprekspartner kijken en wat we van hem of haar verwachten. 
Dat wordt het relationele aspect van communicatie genoemd.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen heeft zijn waarheid
We bekijken de wereld allemaal door onze eigen bril. Wanneer we met elkaar communiceren, gaan we er altijd van uit dat de ander hetzelfde referentiekader heeft en de boodschap op dezelfde manier zal interpreteren. Dat is niet zo. Niet iedereen heeft dezelfde informatie en hetzelfde standpunt.

De boodschap die we uitzenden, is dus niet altijd gelijk aan de boodschap die wordt ontvangen.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Digitale en analoge taal
Bij interpersoonlijke communicatie is de digitale taal belangrijk. Dat zijn de woorden, tekens en gebaren die gebruikt worden. Doorgaans zijn die eenduidig en hebben ze een duidelijk omschreven betekenis.

Daarnaast speelt de analoge taal een nog grotere rol. Dat zijn bijvoorbeeld de intonatie, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Die zijn meestal niet eenduidig en kunnen dus op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. 

Analoge taal is meestal geloofwaardiger dan digitale taal.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft het voor het zeggen?
Het interpersoonlijke communicatieproces is symmetrisch of complementair. Bij symmetrische
communicatie staan zender en ontvanger op hetzelfde machtsniveau. Bij complementaire
communicatie wordt er gecommuniceerd vanuit een ongelijke machtspositie. De ene communicatiepartner is er ondergeschikt aan de andere.

In 2020 was er in de Amerikaanse samenleving een golf van protest tegen racisme en politiegeweld. Ook de manier waarop de toenmalige Amerikaanse president Trump dat aanpakte, riep vragen op. Op een persconferentie werd de Canadese premier Trudeau gevraagd om een reactie.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk axioma is hier van toepassing?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Motiveer je antwoord.

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees onderstaande tekst
Toen ik tijdens een verblijf op Bali beleefd wilde doen tegen een verkoper en hem ‘nee, bedankt’
zei, bleef hij me achtervolgen met zijn koopwaar. Ik had niet door dat het in Bali heel onbeleefd is
om nee te zeggen tegen iemand die jou probeert te benaderen. Een betere optie is om de verkoper te negeren. Als je reageert op een verkoper, interpreteren ze dat in Bali als een blijk van interesse voor zijn waar. Daarnaast beledig je de verkoper door uitdrukkelijk nee te zeggen.



Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pas het schema voor interpersoonlijke communicatie toe op de tekst.
Axioma 1 Kan niet communiceren 
axioma 2 We spreken altijd dubbel
axioma 3 Iedereen heeft zijn waarheid.
axioma 4 Digitale en analoge taal
axioma 5 Wie heeft het voor het zeggen?
Door de verkoper te negeren, zegt de toerist niets, maar geeft hij wel de boodschap dat hij geen interesse heeft in de koopwaar.
Door ‘nee, bedankt’ te zeggen, wil de toerist beleefd overkomen. Hij wil aangeven dat hij respect heeft voor de verkoper.
Beide personen hebben duidelijk een ander referentiekader. De toerist reageert vanuit de westerse manier om respect uit te drukken, terwijl de verkoper de woorden ‘nee, bedankt’ interpreteert vanuit zijn eigen kader en denkt dat de toerist interesse heeft.
De digitale taal van de toerist (de woorden ‘nee, bedankt’) zorgt voor de communicatiestoornis.
Er is sprake van een symmetrische communicatie. Beide communicatiepartners staan op gelijke hoogte.

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Link

Deze slide heeft geen instructies

axioma 1 : Je kunt niet niet communiceren. Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

axioma 2 We spreken altijd
dubbel. Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

axioma 2 We spreken altijd
dubbel. Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

axioma 3 Iedereen heeft zijn waarheid. Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

axioma 4 Digitale en analoge taal. Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 53 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

axioma 5 Wie heeft het voor het zeggen? Geef voorbeeld uit de tekst

Slide 54 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rollenspel
Instructies van het rollenspel.
  1. ga per 2 zitten aan een bank.
  2. Bereid de situatie voor en leef je in.
  3. Wanneer er een situatie gespeelt word passen de anderen de axioma’s van Watzlawick toe. ( Je kunt niet niet communiceren, We spreken altijd dubbel ,Iedereen heeft zijn waarheid, Digitale en analoge taal, Wie heeft het voor het zeggen?)

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies