2024-06-07 Question Tags + quantifiers

Welcome!
Open Readtheory.org 

>> practice reading for 10 minutes in silence!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Open Readtheory.org 

>> practice reading for 10 minutes in silence!

Slide 1 - Tekstslide

Question tags + quantifiers...
Herhaling & oefening!

Log gauw in!

Slide 2 - Tekstslide

Welke drie stappen ken je nog voor het maken van een tag question?

Slide 3 - Open vraag

He is nice, ________?
A
isn't he?
B
doesn't he?
C
aren't he?
D
don't he?

Slide 4 - Quizvraag

We aren't going to the grocery store, ___?
A
is we
B
are we
C
isn't we
D
aren't we

Slide 5 - Quizvraag

Welke 3 soorten werkwoorden mogen wel in de tag question?

Slide 6 - Open vraag

Fill in the tag question:
They haven't been married very
long, ______?

Slide 7 - Open vraag

Hoe herken je een hulpwerkwoord in de zin?

Slide 8 - Open vraag


Peter can't sing, ______?

Slide 9 - Open vraag

Als er geen have, be of hulpwerkwoord in de zin staat, welk werkwoord moet je dan in de tag question zetten?

Slide 10 - Open vraag

You don't like English, _________?
A
does you
B
did you
C
do you
D
don't you

Slide 11 - Quizvraag

Susan loves a quiz, ______?

Slide 12 - Open vraag

Give the tag question:
Nick and Jenny walked to school, _________?

Slide 13 - Open vraag

Jason is a cute baby, ___?

Slide 14 - Open vraag

You aren't silent, ___?

Slide 15 - Open vraag

Fill in the tag question:
Mary never plays football, __________?

Slide 16 - Open vraag

Ik snap nu goed hoe je
een question tag kunt maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Tijd voor de quantifiers! 

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekenen deze woorden? 
Veel
Weinig
Een beetje
Een paar
a little
much
few
a lot of
a few
little
many

Slide 19 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je welke? 
Bij telbare dingen
Bij niet-telbare dingen
Maakt niet uit of het telbaar is
a little
much
few
a lot of
a few
little
many

Slide 20 - Sleepvraag

Ontelbaar of telbaar?

Telbaar betekent dat je iets kunt tellen: 
1 apple, 2 apples - 1 car, 2 cars.

Ontelbaar betekent dat je iets niet kunt tellen: 
1 money, 2 moneys kan niet! - 1 snow, 2 snows kan niet!

Slide 21 - Tekstslide

Telbaar of ontelbaar: guy
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 22 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: lock
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 23 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: sugar
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 24 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: water
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 25 - Quizvraag

Telbaar of ontelbaar: time
A
Telbaar
B
Ontelbaar

Slide 26 - Quizvraag

VEEL
much = niet telbare woorden        >>>        much sugar

many = telbare dingen                     >>>       many children

a lot of = Alleen in bevestigende zinnen:  I have a lot of friends.
Na so, as, too, how NIET!       >>>   I sleep as many hours as I can.
                                                            >>> We ate too much food today.

Slide 27 - Tekstslide

much
many
People
Water
Salads
Fun
Homework
Hamburgers

Slide 28 - Sleepvraag

Many
Much
Money
Food
Donut
Sweater
People
Time

Slide 29 - Sleepvraag

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 30 - Quizvraag

Jack didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a lot of
B
many
C
much
D
a little

Slide 31 - Quizvraag

How ... (veel) of them can dance, sing and act?

Slide 32 - Open vraag

We had so ... (veel) fun at the party.

Slide 33 - Open vraag

Een paar, een beetje, weinig
Weinig: 
Little = niet telbare woorden        >>>        Little sugar
few = telbare dingen                         >>>       few children

Een paar / een beetje: 
a little = niet telbare woorden      >>>       a little sugar
a few = telbare dinge                        >>>       a few children

Slide 34 - Tekstslide

(a) little
(a) few
People
Water
Salads
Fun
Homework
Hamburgers

Slide 35 - Sleepvraag

(a) Few
(a) Little
Money
Donut
Food
Time
People
Dollar

Slide 36 - Sleepvraag

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 37 - Quizvraag

Bill didn't kill ___ (een paar) people,
he killed a lot.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 38 - Quizvraag

The girl has ___ (weinig) sunshine
in her life.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 39 - Quizvraag

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 40 - Quizvraag

... (weinig) people take time to relax.

Slide 41 - Open vraag

We spend ... (een paar) days together each year.

Slide 42 - Open vraag

There is just .. (een beetje) traffic on the motorway.

Slide 43 - Open vraag

Ik snap nu goed hoe je
much/many/a lot of/little/few/etc gebruikt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Let's play blooket!

Slide 45 - Tekstslide